‘Hoe kun je nu niet verliefd worden op een land dat chaos tot een structuur heeft weten te maken?

maandag 4 juli 2011

Mist - 1999

Mijn Leven, dat ben ik zelf. La mia vita, che sono io. Ik weet niet waar het vandaan komt, maar het klinkt wel filosofisch. Vanmorgen heb ik ontdekt waar ik de rest van mijn leven wil blijven. Hier op deze stoel, op de grens van Umbrie en Toscane. Gisteren ontdekten we deze plek toen we op onze vakantieslippers om ons huis flipperden toen we aan het vaststellen waren wat nu allemaal bij ons tijdelijke domein hoort.
We zitten hier nu twee dagen, en het weer heeft tot op heden niet echt mee gezeten. Met veel handen, voeten, domenica’s en soles, en verwijzingen naar de lucht, kwamen we van huiseigenaar Franco, die zelf met zijn vrouw beneden in het dorp woont, te weten dat het vanaf vandaag dus mooi weer moet gaan worden. Daarom ben ik vanmorgen vol goede moed, wederom op mijn slippers,naar mijn stoel geflipperd. De ligstoel had ik achteruit de tuin gevist. Er staan er meer dan voldoende opgestapeld om van onze hele tuin een openluchtbioscoop te maken. Halverwege mijn sleeptocht naar de olijfgaard kwam ik er achter dat de armleuning kapot was, maar ik had geen zin om terug te lopen, en hem te wisselen voor een andere. Een dergelijke vergane-glorie-stoel past ook eigenlijk wel bij de olijfgaard. Zo heb ik mijn luiheid om terug te lopen ook weer goed gepraat voor mezelf.
Boven in de olijfgaard begint het gesleep met de stoel pas echt. Op verschillende plaatsen schuif ik hem op zijn plek om vervolgens snel te gaan zitten en te beoordelen of het de juiste is. Dit duurt enkele minuten, en op een gegeven moment heb ik het gevonden, en ik krijg er ook genoeg van. This is the place! This is where i want to be.




Toen ik vanmorgen mijn ogen open deed en haast al automatisch met valse hoop naar buiten keek, zag ik dat het dal nog steeds helemaal dicht zat. Het heuvellandschap was volledig verdwenen. Zelfs de bomen in de tuin probeerden zichzelf met moeite herkenbaar te maken door de dikke mist. Verveeld zat ik wat door een wijngids te bladeren. Het plan is om op pad te gaan vandaag, en ik probeerde me een beetje in te lezen op de wijnen die afkomstig zijn uit de streek waar we vandaag naar toe wilden. ‘zeg ik dacht dat jij al lang en breed op die berg van je zat geplakt’ hoor ik van beneden uit de slaapkamer van Tup. Hij had de deuren van zijn balkon open gegooid en zat ook hoopvol naar buiten te staren en smachtend de overheersende mist weg te denken. ‘Er valt weinig te zien’ schreeuw ik terug naar beneden, en kijk op de kaart hoe we vanmiddag het beste onze autorit kunnen gaan inzetten. ‘zo te zien trekt de mist weg uit het dal over ons huis, want de lucht is al wel helemaal blauw’ hoor ik van beneden, en ik volg met mijn vinger de meest voor de hand liggende optie die naar het plaatsje toe kronkelt. De optimistische opmerking van Tup geeft me plotseling voldoende moed om toch maar op te staan. Ik gooi de boeken naast me neer en hijs mezelf uit het oude hoge bed, en landt met mijn voeten op de warme stenen vloer. Een etage lager slenter ik door de slaapkamer van Tup het balkon op, en hoop begint ook voor mij eindelijk te gloren.
We worden er allebei kinderlijk blij van. De sombere dagen waar we onze vakantie mee begonnen in dit huis blijken eindelijk tot een einde te komen, en we rennen naar beneden om alle luiken van het huis open te gooien zodat de frisse lucht vol door het huis kan gaan waaien, en wij kunnen gaan genieten van waar we voor gekomen zijn.
Aan de voorkant van het huis, aan de kant van de stoffige zandweg, kijk je de vallei in richting Umbrie. ‘in Umbrie is het nog wel slecht weer’ concludeert Tup, ‘ maar bij ons is het al wel mooi’ roept hij iets te optimistisch. Ik moet lachen om het feit dat hij de scheidingslijn wel erg serieus neemt, en slenter terug het huis in om mijn camera te gaan halen.
Enkele kodakmomenten later zetten we thee en smeren een paar broodjes om daarna ieder zijn gang weer te gaan. ‘Als jij straks op die berg van je geplakt zit, roep ik af en toe wel wat’, zegt Tup. ‘Het is te mistig om je te zien, en zo weten we van elkaar dat we er ten minste nog zijn’, sluit hij af, en slentert met zijn ontbijt terug naar boven om zich te gaan nestelen op het balkon. Zijn domein.
O.k. handen vol: Thee, broodjes, camera, zonnebril en een handdoek om de stoel mee droog te vegen. Op naar de olijfgaard!
Nu zit ik dus hier, en ik wil hier altijd blijven. Voor deze ochtend zit ik hier in ieder geval zwaar geïnstalleerd. De voorstelling ‘Gone with that fog’ kan beginnen.
De ochtendzon is al behoorlijk venijnig, hij brandt nu al hard op mijn armen en benen. Gisteren iets te fanatiek in dat ene uur de zon getrotseerd, en nu wordt ik er gelijk voor gestraft. Dom.
Het dal is intrigerend mooi. Hij is volledig afgedekt met dikke lakens mist. Er is dan ook echt niets te herkennen. Geen enkel oriëntatiepunt is terug te vinden. Toch gebeurd er wel wat, dikke groepen wolken trekken traag maar veelbelovend over ons huis heen naar boven. Recht boven mij is de lucht opvallend blauw. Kom maar op met die puffend hete dagen!
Kauwend op de altijd veel te harde broodjes geniet ik van het schouwspel dat zich volledig gratis en voor niets aan mij voorbij trekt, en ik geniet intens van het panoramische uitzicht wat zich recht voor me langzaam aan het ontvouwen is. Terwijl ik een nieuwe positie op mijn stoel probeer te krijgen klapt de rugleuning achterover omdat de kapotte armleuning het begeeft, en ik sla mee met de stoel. Ik schrik me rot, en herstel me snel. Ik moet lachen om de stoel,maar vooral om mezelf. Om hoe ik onhandig en geschrokken mee achterover klapte met de rugleuning, en probeer de armleuning zo goed en zo kwaad als het gaat terug te slaan in zijn greep. Het lukt maar half, en met een enigszins gekunstelde houding probeer ik me weer te ontspannen. ‘Professioneel hoor’, hoor ik vanaf het balkon. Een seconde denk ik dat Tup mijn geworstel heeft kunnen volgen, maar al snel kom ik er achter dat hij doelt op de achterbuurman die de eerste dag na aankomst historisch aan het stuntelen was met zijn auto. Hij kreeg het maar niet voor elkaar om vanuit zijn oprit de weg op te rijden. In eerste instantie kon ik nog wel een beetje met hem mee komen omdat de oprit direct na de weg volledig naar beneden verdwijnt, dus wij hadden zelf ook pas door dat er überhaupt een oprit was toen zijn gestuntel zich aankondigde, maar hij was wel enorm aan het overdrijven. Het lukt hem nu in een keer, en de auto raast grote stofwolken achterlatend, het weggetje af richting de vallei. Het is verwonderlijk om er achter te komen hoe enorm veel huizen er toch klaarblijkelijk per heuvel zijn. Uur bij uur kom je er achter dat er veel meer huizen om je heen staan dan je in werkelijkheid ziet. Veel huizen zijn totaal aan het zicht onttrokken door de dichte begroeiing, de ellenlange opritten, en het heuvelachtige landschap. Hoe idyllisch het ook lijkt dat je hier als enige op de heuvel zit, al met al is het een aardige nederzetting als je alle verscholen boerderijen zo bij elkaar optelt.



De eerste huizen en velden geven zich beneden prijs. Langzaam maar zeker wordt het hele gebied ontdaan van zijn witte lakens die over onze heuvel trekken, ze lijken te verdampen in de zon. Mmmm, zon! De warmte valt me aan, en ik moet weer gaan verzitten om me comfortabel te voelen. Eigenlijk begin in me ongemakkelijk te voelen in de hitte, maar het uitzicht houdt me in zijn greep en verplicht me om te blijven kijken.
Ook het dorpje aan de overkant van de vallei, recht tegenover ons op de heuvels, geeft zich prijs. We hebben geen idee welk dorp het is, simpelweg omdat het niet op de kaarten te vinden is. Maar vooral, we weten niet eens hoe we er moeten komen omdat wij in ieder geval de weg er naar toe niet kunnen vinden. Hopeloos hebben we beneden al een paar keer een poging gedaan om de juiste toerit te vinden, maar keer op keer kwamen we bedrogen uit. Of we stonden bij een verbaast kijkende boer op het erf, of we kwamen er na een kwartier zigzaggen achter dat we volledig de verkeerde kant op reden. Een laatste groepje wolken glijdt weg over de verderop gelegen boerderij, en met hen is het smetteloze panoramische uitzicht eindelijk compleet.

Vol overtuiging begint de zon de vallei en zijn heuvels te verwarmen. In de huizen beneden en aan de overkant beeld ik me in hoe de levens ook daar op gang komen. Dekens worden uitgeklopt door oude omaatjes die zich klaar maken om naar de lokale markt te gaan. Het klinkt pittoresk, maar ik weet dat de meeste boerderijen in mijn uitzicht naar alle waarschijnlijkheid allemaal verhuurd zijn aan Duitsers, Engelsen en Amerikanen. In ieder geval de enorme hoeve die midden in de vallei ligt, en een jaloersmakend zwembad bezit. De krekels brengen mij terug in de idylle, en ik geloof nog even in de wereld van oude Italiaantjes die deze omgeving besturen. Ook de hond bij het verderop gelegen huis van de pecorinoschapen boer brengt mij terug in het besef dat er gelukkig nog steeds een meerderheid is die bestaat uit locals. De meer dan perfecte omgeving, zijn krekels en deze blaffende hond doen me beseffen dat ik me op dit moment op een van de mooiste plekjes bevindt die deze aarde rijk is.

Nu krijg ik het toch echt te warm. De stoel begint me daardoor ook te irriteren. Het gebied is officieel geopend door de natuur, en klaar voor de dag. Ook ik kan opstaan en aan mezelf beginnen. Met een enorme omweg door de tuin flipper ik al genietend van de omgeving terug naar het huis. ‘ik heb mijn stoel op het mooiste uitzichtpunt van dit huis neergezet’, zei ik gisteravond tegen Tup terwijl we genoten van de rode wijn die onze glazen rijkelijk vulde. ‘Dat kan niet, dat heb ik’, zei hij stellig overtuigd van zijn gelijk. Ik keek door de wijn naar het kaarslicht op tafel, en schommelde de wijn in zijn glas. ‘Je hebt gelijk’, dacht ik. Zijn plek is de mooiste, mijn plek is ook de mooiste, en iedere andere plek in de tuin is ook de mooiste. Dit gebied laat zich op elke millimeter grond van zijn beste kant zien, en wij gaan daar enorm van genieten.

Assisi

Het water is koud, erg koud. Ik ren om de straal heen en wacht hopeloos tot de boiler door heeft dat ik onder de douche sta. Dan kom ik er per ongeluk achter dat het koude water eigenlijk wel lekker is. Ik laat de harde stralen over mijn kruin naar beneden stromen. Een tinteling gaat door mijn hele lichaam. Als mijn lichaam gewend is aan de temperatuur laat ik het water over mijn gezicht stromen, het voelt aan als een steenkoud glas champagne op een mediterraans terras in de middagzon. Precies wat je nodig hebt in deze overheersende hitte. Als ik de badkamer uitstap vergelijken Tup en ik onze verbrandingsgraad, en ontdekken dat we gelijk oplopen. We lachen erom, maar we moeten wel oppassen nu. Te veel zon is toch echt wel slecht, en als je echt verbrand raakt moet je dagen lang spastisch uit de zon weten te blijven, en je als een melaatse verschuilen in de schaduw, waar dan ook. Tup draait zich weer om naar zijn slaapkamer en duikt de linnenkast in voor een verse handdoek, ik loop de houten draaitrap af naar beneden op weg naar de keuken. Heerlijk, dit is echt vakantie. Gewoon helemaal niets hoeven doen, niets aan jezelf of de ander verplicht zijn, en gewoon de dag de dag laten zijn. Geen verplichte gesprekken, geen verplichte bezigheden, sterker nog, het gebeurt ons vaak genoeg dat we elkaar hele dagdelen niet eens zien rondom het huis. Het klinkt bijna schizofreen voor iemand als ik die als beroep praten heeft. En nog tegenstrijdiger is het voor ons, omdat als we eenmaal in elkaars gezelschap in staat zijn om compleet simultaan een gesprek te beginnen, en dan alsnog foutloos de ander te kunnen volgen en adrem weten te antwoorden. Juist hier ontdek je dat juist stilte heerlijk kan zijn.
Boven hoor ik de douche weer lopen, en ik schuif in mijn flippers om richting de olijfgaard te lopen voor mijn dagelijkse inspectie over de vallei. Het uitzicht doet me eigenlijk denken aan panorama mesdag, maar dan Toscaans. Of eigenlijk nog meer aan al die ontelbare ansichtkaarten en kalenders die je overal tegen komt, en waar je, hoe vaak je ze ook ziet, toch iedere keer weer naar gaat staan kijken, op zoek naar dat ene plaatje die alle andere weet te overtreffen. Een 360 graden uitzicht ontvouwt zich om me heen. In mijn linker ooghoek ligt op een uitstulping van onze berg de pecorino boerderij. We gaan er voor het gemak maar vanuit dat de schapen die beneden lopen te grazen van deze boer zijn, al weten we eigenlijk niet eens honderd procent zeker of ze überhaupt wel boer zijn. Maar goed, omdat onder hun en ons huis ook de koeien lopen, is de kans groot dat dit wel zo is, al kan er achter al dat groen natuurlijk zomaar nog een boerderij liggen. De grazende schapen en koeien hebben hun weilanden behoorlijk naar beneden toe lopen. Na hun terrein volgen de immense lappen zonnebloem velden, oneindig lijken ze zich uit te strekken over het Italiaanse landschap. De velden stromen uit tot aan de doorgaande weg richting Mercatale, en de andere kant op richting Umbertide. Ook zo’n plaatsje op onze afstreeplijst.
In de vallei liggen her en der boerderijen verspreid. Sommige huisjes lijken bij elkaar te zijn gekropen om zo een nederzetting te vormen. Op de heuvels aan de overkant ontdek ik met dit heldere weer nog een klein dorpje wat ongetwijfeld nog onvindbaarder is. De vele cipressen domineren verder het uitzicht al is het maar omdat ze overal boven uit steken. Voor me spreidt onze olijfgaard zich uit over onze heuvel die rechts van me doorloopt in de dichtbegroeide tuin. Diep verzonken tussen de oeroude bomen ligt ons huis, slechts een deel van het dak en het zijraampje van mijn zolderkamer zijn tussen de bladeren door te zien. Als ik me verder omdraai gaat het uitzicht gewoon door, en herhaald het tafereel zich aan de Umbrie kant. De vallei is daar nog groener, en het is nog moeilijker om hier de huizen in te vinden. Slechts de elektriciteit masten, en een enkel opkringelend rookwolkje van een oven, of een gecontroleerd compost vuurtje?, verraden de aanwezigheid van menselijk leven aldaar. De krekels schijnen actiever te worden naar gelang de zon warmer wordt. Grappig eigenlijk. Ze knerpen totaal ongestoord door tot ze er uiteindelijk dood bij neervallen, maar ze stoppen direct zodra je er langs loopt. Ze houden zich op zo’n moment zo stil, en ze zijn zo gelijk aan kleur van de boomstammen dat het bijna onmogelijk is om er ook maar 1 waar te nemen. Alleen een geduldige studie, gelijk aan een aflevering van National Geographics, maakt het mogelijk dat je er met super veel geluk eentje weet waar te nemen. Natuurlijk weigert hij op zo’n moment een privé concert voor je te geven, en wacht hij gespannen en doodstil af tot je bent doorgelopen.
Vandaag dus Assisi. Vorig jaar zijn we er voor het eerst geweest. omdat we er toen geen genoeg van kregen, en de dag te weinig uren voor ons had om verzadigd te raken in die stad, gaan we er maar wat graag nog een keer naar toe. Het is een van de mooiste plaatsen, misschien zelfs wel de mooiste plaats van Umbrie, en helaas zwaar getroffen door de aardbeving van 1997.
We besloten om met open kap te rijden, in ieder geval in de bergen. Voordat we de snelweg op zouden draaien richting Perugia konden we altijd nog verstandig beslissen, en de kap sluiten om zo te voorkomen dat we als te ver doorgekookte kreeften zouden aankomen in Assisi.
De pas van Mercatale naar Tuore is prachtig, en staat dan ook niet voor niets op de kaart vermeld als een zogenaamde groene zone. De weinige tegenliggers bestaan voornamelijk uit kleine bestelwagentjes en Hollandse nummerborden. Een andere gek waagt zich op dit tijdstip van de dag dan ook niet op straat. Langs de kant van de weg staat een auto met een Engels nummerbord, volgepakt, en waarschijnlijk zwaar de weg kwijt en op zoek naar hun vakantieruïne. De man naast de auto zwaait vrolijk alsof ook wij deel uitmaken van de ‘wij toeristen club’, en hij heeft gelijk want met ons nummerbord is het helaas moeilijk om under cover te duiken. ‘Gaat ie zwaaien’, zucht Tup en houdt zich zo onopvallend mogelijk stevig vast aan de deurgreep omdat ik iets te enthousiast gas geef voor een altijd veel scherpere bocht dan je van te voren kunt inschatten. Het dashboard geeft 26 graden aan, laag eigenlijk, maar het klopt ook wel. We rijden al een tijdje in de schaduw van de dikke groene bebossing. Als we straks langs het Trasimeno meer rijden, in de felle zon van de open vallei, zal de temperatuur met getallen tegelijk omhoog schieten. Na een aantal bochten ontvouwt zich het uitzicht waar iedere toerist deze route voor neemt: het panoramische uitzicht over het uitgestrekte Trasimeno meer. Mooi, groot en kalm. De wijngaarden om het meer lijken zich er naar toe te willen trekken alsof ze zeggen: water, geef mij water! Enkele eilandjes baden in de zon, ook daarop ontdekken we ruines die verscholen liggen tussen de bomen. De ooh’s en aah’s van ons zijn niet van de lucht. Als een bus vol toeristen die doorheeft waar ze naar moeten kijken. Te laat heb ik door waar we voor een paar kodakmomenten de berm in kunnen duiken. We glijden al weer door de volgende bocht heen.’Te laat!’ zeg ik nog terwijl ik zinloos op de rem trap alsof ik verwacht dat de parkeerplaats wel achter mij aan komt. Tup maakt zich er niet druk om en leunt als een behendige paparazzi tegen de roll bar om te fotograferen wat er maar te fotograferen valt. We dalen verder af richting de snelweg die zich langs de oevers voort trekt, en genieten zwijgend van het landschap, het meer, de zon en de warme wind die door de auto rolt. ‘He kijk!’ roep ik plotseling als de eerste lantaarnpalen van Tuore zich aandienen langs de kant van de weg, ‘die kennen we uit Como!’. ‘Ja’, zegt Tup, ‘blijkbaar is dat de standaard lantaarnpaal langs alle Italiaanse meren, mooi hoor, wil ik ook!’. Het is het type lantaarnpaal, met dubbele lantaarn, die bij ons al jaren geleden zijn weggebeukt door malloten, en zijn vervangen door hufter proof exemplaren met een beduidend minder charismatische uitstraling. Het is jammer dat hufterigheid blijkbaar als de nieuwe standaard wordt gezien, waardoor zoveel dingen die normaal waren, en horen te zijn, tegenwoordig een uitzondering zijn die opvalt.
We zakken vanzelf het dorp in. Na de kruising dwars door het dorp draaien we vlak voor de oprit van de snelweg even op de truck stop om met een druk op de knop de kap te sluiten, en ons zo te behoeden voor een human grill party.
Na dagen van ingehouden snelheidsfrustratie door het eeuwige gezigzag, geef ik plank gas als we de snelweg oprijden. Dat mag ook wel, want de sport is hier overduidelijk wie hier het hards kan rijden, en de politie maakt zich er ogenschijnlijk niet echt druk om. We denderen met volle snelheid langs het Trasimenomeer en duiken door verschillende tunnels.



Aan de linkerkant ontwaren we op een gegeven moment Perugia. De plaats ligt grotesk en trots tegen de heuvels opgebouwd, en is beduidend groter dan het historische gedeelte wat de meeste toeristen alleen maar bezichtigen. Perugia doen we later deze vakantie, nu op naar Assisi. Ik geef nog maar even extra gas bij omdat we anders onder de voet worden gereden, althans dat gevoel heb je als je hier rijdt. ‘Mmmmmm, Assisi!’Mijmert Tup, ‘lekker veel Potterettes!’ Potterettes is onze eigen naam voor de vele winkeltjes met goedbedoelde aardewerken potten, borden en eigenlijk alles wat je maar kunt maken van aardewerk, dit alles aangevuld met nog meer andere goedbedoelde ‘authentieke’ koopwaar. Wij zijn er gek op, sterker nog, we zijn er verslaafd aan. We kunnen niet voorbij een potterette lopen zonder er naar binnen te stappen. En ook de ontelbare potterettes die je her en der langs de binnenwegen hebt liggen moeten steevast bezocht worden. Als we er een te laat door hebben, trappen we hard op de rem en duiken de stoffige berm in om zodoende een stukje achteruit te kunnen rijden en de oprit in te kunnen slaan. Geen potterette in Umbrie en Toscane of wij zijn er wel minimaal 1x geweest.



We duiken weer een tunnel in. Al snel daarna nemen we de afslag naar Assisi. We worden gesandwiched door een hele rij andere buitenlandse nummerborden, en in een toeristische colonne rijden we richting de stad. Zodra je Assisi ook maar waar kunt nemen, rij je er ook direct lijnrecht op af. Het is niet voor niets een immens populair plaatsje bij toeristen. Het ligt absoluut adembenemend mooi tegen de berg aangebouwd. Alleen de vele steigers en hijskranen herinneren je er aan dat je niet alleen een middeleeuws stadje bezoekt, maar ook een stadje dat zich trots herstelt van een zware klap. De gids voorspeld de mooiste fresco’s van Italië, maar de werkelijkheid is dat veel kerken helemaal geen daken meer hebben, of met geluk (als je dat al kunt zeggen) slechts enkele gaten hebben in de fresco’s. De kerken zonder daken zien er uit als poppenhuizen waar het dak vanaf getild is. Het is pijnlijk om te zien want je weet dat het mooiste van de kerk in duizenden brokstukken naar beneden is gestort, en het wordt een onmenselijke opdracht om dit weer te herstellen. De term monnikenwerk is nergens beter op zijn plaats dan hier.
We rijden door tot onderaan de voet van het dorp, en negeren de P borden die we onderweg tegenkwamen, en waar andere toeristen wel weifelend naar afslaan. Ik heb geen zin om ver te lopen, zo simpel is het, en we wagen het er gewoon op. We komen uit op een grote parkeerplaats onderaan de St. Franciscus basiliek. Rijen uit bussen afkomstige toeristen lopen gewillig langs de houten huisjes waar goedbedoelde souvenirs worden verkocht. ‘Hmmm, lekker Etruskisch hoor!’ zegt Tup, hij grijpt de camera en zijn portemonnee en stapt uit. Ik stap uit, en klap tegen de hitte buitenlucht aan. Jezus! Wat is het heet! Kunnen ze je daar niet voor waarschuwen? Het gaat niet lang duren voor ik hier ben doorgeklapt, nou ja het zal wel, eigen schuld, dan had ik maar in de schaduw van onze olijfbomen moeten blijven zitten. Ik sluit de auto af, en loop achter Tup aan die al twee foto’s verder is, en duidelijk probeert mee te komen met enkele professioneel uitziende toeristen. ‘kijk mooi’, zegt Tup en wappert met zijn handen naar links terwijl hij doorloopt. Ik was al bijna bij hem, en kijk naar links, hij had al weer gezien waar ik nog niet aan toe was: een uitzicht over de vallei die je de adem ontneemt. Die Franciscanen wisten wel waar ze moesten bouwen zeg! Ik raak al weer aardig achter op Tup, en zet de pas er in om hem in te halen.
Terwijl slepen Amerikaanse scholieren richting de basiliek worden gedrild, duiken wij een van de schaduwrijke steegjes in naar de vele winkeltjes die zij aan zij liggen alsof je in een van de mooiste winkelsteden van Italië bent, met dat verschil dat ze allemaal zonder uitzondering hetzelfde verkopen: aardewerk en aanverwanten. De lokale schilderskunst is prachtig, en de vele opgestapelde borden, asbakken, olijfoliestelletjes en bekers verplichten je haast om gewoon maar te kopen om het kopen. Iedere winkel oogt weer als een speelgoedwinkel voor volwassenen. Je zou er thuis waarschijnlijk niet eens naar omkijken, maar in deze omgeving vindt je het allemaal even prachtig en authentiek. In een van de winkeltjes zit het oude vrouwtje waar we vorig jaar met veel plezier artikelen hebben gekocht waarvan ik nu al niet eens meer zou weten wat het ook al weer was, maar het was iets wat onmisbaar was in ieder geval. Ze herkent ons vanzelfsprekend niet, maar wij wel, en we vinden het goed om haar hier weer te zien. Wie er ook zit is een andere speler in het openlucht theater. Goedzakkig en een beetje dommig zit hij naast zijn winkeltje op de trap het zijne te denken. Binnen in zijn winkeltje lopen rugzakken en buideltasjes zijn goederen van de planken om te keren en te vergelijken, en hij vindt het allemaal wel best, hij hoort het wel als een van die muppets iets wil kopen, lijkt hij te denken, of eigenlijk, het maakt hem schijnbaar niet uit. Wie hier nu de dommige is in dit toneelspel betwijfel ik eigenlijk nogal, want waarschijnlijk zit hij er over vijf jaar nog steeds, hier op zijn trapje in de schaduw van zijn mooie winkeltje waar genoeg knettergekke toeristen voor zijn die hem wel op de been houden. En dat terwijl wij stressend, jetlaggend en burn outend onze carrière achteraan rennen, en ons verplicht moeten onthaasten en detoxen om vervolgens weer verder te rennen. En waarvoor? Om ook langs datzelfde trapje te kunnen lopen, daarvoor.
Op het terrasje zitten kaartlezende en ansichtkaart schrijvende toeristen. Een Amerikaanse voorbeeld toerist wijst via zijn reisgids zijn vrouw op de Etruskische gevel schuin tegenover hun. Het terras is vol, maar de tent zelf is gesloten. De luiken zijn zwaar naar beneden, en het lijkt er ook niet op dat die binnenkort omhoog worden getrokken. Het zal de meesten ook niet echt uitmaken denk ik, men zit vooral uit te hijgen en bij te komen. Op de grootste Piazza van het dorp zijn de terrassen wel open. Druk discussierende Italianen worden er afgewisseld door halfverdampte toeristen die versuft en half in coma over hun stoeltjes liggen gezakt, of nog gewaagder, het plein dwars oversteken in de volle zon, alsof het verplicht is om alle kerken van Assisi te bezoeken om het dorp uit te mogen.



In de schaduw van de grote fontein vinden wij ons tafeltje en zakken ook neer in de stoeltjes om even bij te komen. We verrassen de liever lui dan moe bediening en hun met stralende overtuiging gedragen bedrijfskleding met ons bezoek: werk aan de winkel, wij hebben dorst en honger.

Na een aangepaste middaglunch, onze verwachting was hoger dan de keuzes van de menukaart, is er ook voor ons werk aan de winkel. We vertrekken richting de St. Franciscus Basiliek, een wonderlijk bouwwerk van op elkaar gestapelde kerken, dat met een on-Italiaanse fanatiekheid wordt gerestaureerd in zijn oorspronkelijke staat. Voor de basiliek is het een drukte van jewelste. Toeristen die druk heen en weer fotograferen alsof ze bang zijn dat de basiliek het zo meteen helemaal gaat begeven, groepen met nonnen, monniken die (zo wij fantaseren) met de nonnen staan te flirten, alles loopt hier door elkaar heen. De ene korte broek staat twijfelend te kijken of de andere korte broek wel binnen komt, en giebelende Amerikaanse studenten zetten stiekem een monnik op de foto alsof hij een zeldzaamheid is. En voor een Amerikaan klopt dat ook eigenlijk wel, ten slotte komt hier de geschiedenis vandaan. We sluiten ons aan bij de naar binnen sjokkende menigte, en stromen zo automatisch de basiliek in. Op aanvraag kun je een monnik mee krijgen voor een korte of een lange tour. Kort, alleen door de basiliek. Lang, een sleeptocht door het hele dorp. In het dorp heb ik zelfs al opgevangen dat zelfs een meerdagen tocht tot de mogelijkheden behoord. Wij noemen dat zelfkastijding.
Een van de monniken stond enthousiast een verhaal te vertellen alsof hij iets geweldigs had meegemaakt, twee meiden stonden kauwgom klappend verveeld naar de lucht te kijken, ongetwijfeld niet om de zwaluwen te bestuderen die intussen ongestoord over de daken van Assisi scheren.
Rent-a-Monnik heet het bedrijf, althans dat hebben wij er van gemaakt. We zouden er een florerende business van kunnen maken, en we zitten al te fantaseren over de bijbehorende souvenirwinkeltjes.



In de basiliek is het het bekende werk. Fluisterende mensen die niet durven te fotograferen, een brutale neemt het initiatief en de rest flitst er snel achteraan om vervolgens in welgemeende onschuld de camera snel weg te moffelen of semi nonchalant ‘ik-was-het-niet’ te laten bungelen op hun buik. Het gebeurt hier alleen minder dan ik in andere toeristische kerken gewend ben. Dat is zeker uit respect voor de monniken die als een soort van alternatieve beveiliging de bezichtigende menigte in de gaten staan te houden. Ik voel me op een of andere manier gelijk heel erg sodom en gomorra als een monnik me recht aankijkt. Hetzelfde effect wat een politieagent met mij doet. Er hoeft er maar een op straat te lopen, en ik ga me gelijk ongemakkelijk bewegen alsof ik iets gedaan heb.



Op 1 wand na zijn alle fresco’s in deze beneden basiliek ongeschonden. Schitterende kandelaars, knielende gelovigen en elektrische offerkaarsen maken het plaatje compleet. Een monnik schrijft een briefje uit, en een Spaanse toeriste betaald hem hier voor. ‘ach, wat leuk’, fluistert Tup ‘een monnik die je naam op rijstekorrels schrijft’. Ik moet mij inhouden, en hik achter mijn hand van het lachen. We lopen door naar de catacomben. Het heiligen der heiligen voor de vele pelgrims, want hier ligt hij dan: St. Franciscus. Een serene rust zou je denken. Stil probeert de menigte wel te zijn, maar de sussende geluiden van ouders zijn over het algemeen luider dan de opmerkingen die van hun kinderen afkomen. De tombe staat in een soort klein kerkje met ook hier weer de offerkaarsen, ze zijn zowaar echt.



Onkerkelijk opgevoed zoals ik ben heb ik altijd de neiging om ze te kopen en mee te nemen als souvenir. We verlaten de kerk en gaan naar een enoteca om wijn voor vanavond te kopen. We moeten even al die vroomheid van ons af schudden, en doen waar we goed in zijn: shoppen. Colli di Trasimeno wordt het, een bekende wijn uit deze omgeving. Of het ook het juiste huis is zullen we vanavond pas proeven, maar we nemen op de gok twee flessen mee. Verder pikken we ook twee flesjes vin Santo mee, de zoete heilige wijn die hier vandaan komt. Vooral heerlijk om je cantuccini in te dippen, of anders in de winter bij de openhaard. Al gaan deze flessen dat zeker niet halen. Het is onze hobby om in elk dorp lokaal boodschappen te doen, en zo ook lokaal te kopen. Hoe gek we ook zijn op supermarkten, veel etenswaren slepen we toch vooral mee uit de vele dorpjes die we tijdens onze vakantie bezoeken. Vin Santo uit Assisi, pecorino uit Pienza, Brunello uit Montalcino en Chianina vlees voor de BBQ uit de val di Chiana. Ach, iedere Italië liefhebber kan wel met water in zijn mond een dergelijk lijstje maken. We slenteren nog wat door het dorp, en voelen ons niet verplicht om nog meer te bezoeken. De kathedraal van Clara hadden we vorig jaar al gedaan, dus dat geloven we nu wel. ‘op naar de COOP!’ roept Tup, en ik heb er eigenlijk ook wel zin in. We verlaten Assisi en lopen terug naar onze auto. Ons volgende uitje wordt onze favoriete supermarkt in Camucia. Een serieus tijdverdrijf waar we gemakkelijk een dagdeel kunnen doorbrengen. Mercatale kent twee kleine supermarktjes die we uit sympathie af en toe bezoeken, maar we rijden toch vooral maar wat graag om voor onze vaste supermarkt. Je spullen worden dan wel niet voor je ingepakt, en ze zullen je nooit herkennen, ook al kom je er al heel wat jaren, toch kan de COOP niet stuk bij ons. De troosteloze kledingafdeling is er een om te blijven gillen, en we slaan maar wat graag de superlarge verpakkingen in van het keukenpapier en het toiletpapier. De wijnafdeling is er een waar een gemiddelde enoteca jaloers op kan zijn, het assortiment duizelt voor je ogen. Als je al geen alcoholist bent, dan wordt je het hier wel omdat je al die etiketten wilt uitproberen. Soms kiezen we een wijn uit van een plaatsje waar we niet echt de behoefte toe voelen om naar toe te gaan, maar die we dan wel drinken zodat we er ‘geweest’ zijn. ‘Nou, daar zijn we gemakkelijk van afgekomen’ roept Tup dan als hij ’s avonds de laatste druppels uit zijn lege wijnglas schudt. Tup kiest de wijnen uitsluitend op de esthetiek van het etiket, en ik probeer nog altijd met mijn gebrekkige wijnkennis een verstandige keuze te maken. vaak wordt het een compromis tussen deze twee, en knallen ze dan op hoop van zegen in het karretje. ‘Uitstekend wijntje’ zegt Tup dan om mijn wijnkennis enigszins op de hak te nemen en duwt de kar naar het volgende pad terwijl ik nog als een kind bij een speelgoedrek blijf weifelen voordat ik ook achter hem aan loop.
Groente en Fruit zoek je uit met plastic handschoentjes, een fenomeen wat wij gek genoeg tot op de dag van vandaag nog steeds niet kennen. Ook hier zoeken we weer van alles uit, gewoon omdat het leuk is om te doen. Nummertje onthouden, afwachten tot de discussierende dames die voor ons staan er uit zijn, en dan afwegen, afplakken en wegwezen.
Tup loopt de hele supermarkt door met zijn handschoenen aan. Hij heeft niet eens de groente staan uitzoeken maar vindt het gewoon leuk om te dragen, en naar zijn eigen zeggen ‘heel erg local’.
‘Doen ze allemaal hoor!’ roept hij me verontwaardigd toe als ik hem er om sta uit te lachen.
De keuze van olijfolie is al net zo’n strijd als de wijn. De keuzes zijn net zo overweldigend, en de etiketten net zo intimiderend. Naast alle commerciële merken heeft elk zichzelf respecterend wijnhuis wel een eigen olijfolie in de vakken staan, en het maakt onze keuze er haast onmenselijk van. Ik neem een ongefilterde olijfolie mee omdat die zo lekker op bruschette is en omdat het etiket er erg inheems uit ziet. Verder een grote fles Bertolli Robusto gewoon omdat die bij alles lekker is, en een nog grotere COOP eigen label fles om mee te kunnen bakken en braden. Thuis staan ook al twee flessen Extra Virgine uit Montepulciano, dus we hebben ook hier weer voor maanden olie ingeslagen wat totaal overbodig is, maar het koopt zo lekker.
Die extra virgine olie is trouwens met een paar mooie flessen rood gekocht bij Ercolani, zit ik ineens te denken. Die moeten ook nog meester worden gemaakt. Ach Ercolani. Het kleine wijnhuis waar je zo heerlijk kunt ronddolen in de wijnkelders die midden in het dorp liggen. Je komt automatisch terecht in een in scene gezette wijnproeferij om je zo aan het kopen te krijgen. Alles wordt hier zelf gedaan, en alles is familie, zegt de vrouw achter de flessen, en je moet het maar aannemen. Ondertussen rinkelt de kassa, en ook wij gaan natuurlijk overstag.
De MPV’s en SUV’s worden buiten het dorp ingeladen met dozen wijn, iedereen komt in dit beroemde dorp hoofdzakelijk voor het oppimpen van het alcoholpromillage, en neemt de ongekende schoonheid van het dorp automatisch op de koop toe.
In de supermarkt is het een drukte van heb ik jou daar. De Italianen blaten ongestoord tegen elkaar door. Komen ze een toerist tegen, dan beuken ze die gewoon opzij met hun karretje, of wachten ze ongeïnteresseerd totdat men aan de kant voor hen gaat, want dat hoort zo. Enkele duidelijk vandaag aangekomen Hollanders lopen onwennig de gangen af te zoeken, op zoek naar enige herkenning. De enige investering die ze tot nu toe gedaan hebben is het kopen van het karretje zelf en een maxi verpakking toiletpapier.
We lopen triomfantelijk met onze propvolle kar langs, klaar om in de rij te gaan staan, de volgende attractie.
Achter de kassa zit Dombo, een bij ons al bekend fenomeen, vandaar de naam, die, niet gelogen, perfect getypecast is. Te dom om iets anders te doen in de supermarkt, en daardoor al jaren lang achter de kassa, dezelfde kassa. Maar nog steeds in totale onwetendheid als de kassarol op is. Zijn tempo is altijd constant, of er nu 2 inheemse bejaarden al blatend hun spullen op de band leggen, of dat er rijen opgeblazen toeristen met overvolle BBQ karren ongeduldig staan te wachten omdat ze in hun vakantie moeten ontspannen. Het mannetje met de bever uit een kinderei expressie op zijn gezicht werkt zonder enige versnelling door, bij elk artikel kijkend waar de streepjescode ook al weer zit. Sinds een week heeft de supermarkt bij elke kassa alarmpoortjes geïnstalleerd. Bij ons zouden 1 of twee mannen dit rustig komen monteren, hier wordt er druk gediscussieerd en belangrijk gezwaaid met papieren, hoe je er wel en niet bij komt dat dat zo moet en dat je toch wel begrijpt dat dat anders moet. Het ziet er uit alsof het personeel, of nog beter, het bestuur van de supermarkt zelf de boel monteert met behulp van de handleiding, gelijk hoe wij een kastje in elkaar zouden zetten van Ikea. We twijfelen dan ook over de werking van de poortjes, maar we zijn het er wel over eens dat het er erg professioneel uit ziet.
Ook het opruimen van de dozen een paar dagen later was een heel zwaar probleem. Een schijnbaar leiding gevende functie hebbende dame stond heftig te discussiëren met Dombo2 over wie er nu eigenlijk verantwoordelijk is voor deze lege dozen.
Terwijl Tup afrekent met Dombo prop ik alles zo snel als het gaat in de ontelbare plastic tassen die we van hem gekregen hebben. Tup komt me al snel helpen, en als we onze kar opnieuw hebben volgebouwd, nu met propvolle tassen, duwen we de kar naar buiten. We nemen ons voor om zo snel mogelijk deze voorraad op te eten zodat we hier snel weer terug zijn.

Otto in Mattina

Vijf terrassen telt ons huis. Vijf volwaardige terrassen met alles er op en er aan. Zelfs zes als je ook mijn eigen verworven terras in de olijfgaard nog meetelt. En meer zelfs nog als je de bankjes meetelt die her en der op het terrein verdeeld staan, al dan niet verborgen tussen de bossen lavendel en bougainville. Een bankje in het bijzonder vormt een ideaal beeld voor een pittoreske ansichtkaart. Verscholen tussen een waterput en twee oude olijfbomen staat het bankje zichzelf haast weg te denken. Er naast staat een zelf gemetseld Maria altaartje, iets wat elk zichzelf respecterend huis in Italië wel lijkt te bezitten. Maria zelf is al jaren verdwenen, maar het hemelsblauw van de binnenkant is in afgebladderde vorm nog duidelijk waar te nemen, dus dat ze er ooit gestaan heeft is onmiskenbaar. Terras 1 is voor ons het balkon die een wijds uitzicht biedt over de vallei. Een plek waar je de hele dag zwijgend naast elkaar kunt zitten zonder je ook maar 1 seconde te vervelen. ’s Morgens komen we elkaar er vaak voor het eerst tegen, en we gebruiken de stoelen om bij te soezen in de ochtendzon. Om er langzaam wakker te worden en zo de moed te verzamelen om onder de douche te springen. Voorzichtig open je af en toe je ogen om te genieten van het uitzicht wat al weer bijna vanzelfsprekend dreigt te worden. Nog maar niet denken aan het terug zijn in Nederland, en dat dagelijkse ritme. Krekels vormen naast het geklingel van de schapen (of koeien, daar zijn we nog niet achter) in de vallei het enige geluid. De zon brandt op mijn huid. Bijna zak ik weer in slaap.
Plotseling stopt er een witte bus bij ons hek, die met razende snelheid het pad af kwam denderen. Grote zandwolken waaien langs de volle lengte van onze omheining de tuin in.
Een mannetje stapt uit en ratelt een hele reeks Italiaanse volzinnen onze kant op. Zwaar overrompeld door deze plotselinge veelheid aan aktie stuiter ik met mijn stoel terug op vier poten, en breng alleen het woord ‘sorry’ uit. De man herhaald het hele bandje nog een keer, en zwaait actief met zijn armen door het hek van de oprit heen. Het enige wat we als twee verdwaasde toeristen zo snel opvangen is mattina en otto. Staan we met onze mond open? De man stapt schouderophalend weer in zijn busje en vertrekt net zo snel als hij gekomen is.
Verbaast en plotseling volledig wakker kijken we elkaar aan.
‘wat was dat?’
‘ik heb echt geen idee’
‘iets met mattina en otto’
‘Ik moet weten wat mattina is, otto is 8, maar mattina, wat was dat nou ook al weer’, en ik snel naar binnen om mijn schrift van de vijfdaagse cursus Italiaans te halen die ik via de zaak in Nederland gevolgd heb.
‘Misschien zijn we wel uitgenodigd voor de bruiloft van Mattina en Otto’, lacht Tup terwijl hij zijn zonnebril weer in zijn haar schuift en zijn gezicht naar de zon kantelt. ‘En nu rijdt die man alle huizen af om iedereen persoonlijk uit te nodigen’.
Ik haal het schrift tussen een stapel tijdschriften vandaan die we al hebben verzameld naast de bank bij de openhaard (een heerlijke plek om binnen de koele muren van het huis af en toe heel even neer te ploffen) Als ik terug naar het terras loop lees ik Tup voor. ‘mattina = ochtend’, dus morgenochtend om acht uur gaat er iets gebeuren’. Ik sla het schrift weer dicht.
Maar wat?
Al snel komen we tot twee conclusies. 1, de stroom gaat er af, 2 het water wordt afgesloten om otto in mattina.
En voor hoe lang?
‘Volgens mij alleen in de ochtend tot een uur of twaalf, want hij zei mattina, anders zei hij wel domenica’, concludeer ik, en lachend om het hele schouwspel van zonet sluiten we het verhaal voorlopig af. Ik heb in ieder geval genoeg energie gekregen om de dag te beginnen, en duik met een schone handdoek de badkamer in.
‘raar eigenlijk’, hoor ik Tup zeggen door het open raampje waar een horretje de vliegen buiten moet houden, en waar ze toch van binnenuit naar buiten proberen te komen. ‘bij de buren is hij gewoon doorgereden, dus die weten nu van niets’. ‘Die merken het vanzelf wel’, schreeuw ik naar buiten terwijl ik probeer uit te vinden waar precies het verschil in de douche zit tussen kokend heet en steenkoud. We zijn ten slotte zelf ook niets verder dan mattina en otto, dus ook voor ons wordt het morgen een spannende ochtend.
We besluiten om vandaag maar eens even helemaal niets te doen. De zon laat zich vandaag van zijn beste kant zien, en al snel loop ik al gutsend en kokend de zon uit en duik onder de veranda. Tup loopt boven op de maat van de muziek een beetje aan te modderen, o.a. ook te douchen, en vooral erg de tijd te nemen. Tussen elke actie door verschijnt hij op het balkon om de voorgaande actie te bezegelen met een sigaret.
De keuken wordt langzaam aan een grote ongeorganiseerde puinhoop. De grote tafel die in het midden staat ligt vol met lege flessen, reisgidsen, nog op te sturen ansichtkaarten, zonnebrillen en kurken van leeg gedronken wijnflessen.
De stenen keukenvloer geeft blijk van onze aanwezigheid, en is bezaaid met verschillende variaties slippers en sneakers. Verder liggen er her en der lege boodschappentassen, zelfs chips en enkele niet meegebakken aardappeltjes tref ik er aan. In de hoek staan eenzaam onze skeelers, die we wel heel erg enthousiast hebben meegenomen, van te voren natuurlijk ook wel uit kunnen denkend dat we die hier nooit zouden gaan gebruiken. Ook de kookplaat zelf vraagt om een beurt, want in de olijfolie drijven vrolijk restjes paprika, ui en wederom aardappelkorstjes. Ze zullen het vast naar hun zin hebben zo met elkaar, maar ik begin schoon te maken.
Met een lege tas van de COOP loop ik eerst door de keuken, en gooi alles weg wat ik maar weg kan gooien. Als daardoor de keuken al behoorlijk opknapt begin ik de tafel op te ruimen door de brillen in de kokers terug te doen, de boeken te stapelen en de ansichtkaarten in de fruitmand te leggen. Als dat gedaan is kijk ik met gepaste trots naar het resultaat. Dat is deel 1. Vervolgens gooi ik de deuren tegen elkaar open en met wat schoonmaakmiddelen en enkele doekjes zijn het aanrecht en het fornuis in een mum van tijd weer citroentjes fris. Als laatste veeg ik het stof naar buiten, en dweil ik met een veel te oude dweil de boel helemaal schoon. Trots sta ik op de veranda met de steel in mijn hand naar binnen te kijken. Schoon! Tijd voor authentieke espresso.
Deze percolators koop ik ieder jaar bij, en ieder jaar in een ander formaat. Ik heb er zo al aardig wat verzameld. Helaas ben ik nog niet toe aan de vervangingssetjes die er zo verleidelijk naast hangen bij de COOP. Waterreservoir zorgvuldig vullen, niet het ventieltje laten verdrinken. Filter volstampen met espresso, en afstrijken. De bovenkant er op schroeven, en zo stevig mogelijk aandraaien. Dit is het moment dat ik iedere keer aan het verhaal van een tante van mij moet denken die ooit het ding niet goed genoeg op elkaar had gedraaid, en even later de koffie van het plafond kon dweilen.



Vuur hoog, en dan maar wachten tot de boel begint te pruttelen, en het ventieltje begint te fluiten. Dankzij de hoge kalkwaarde in het Italiaanse water stopt het ventiel er na twee keer gebruiken al mee, en is het überhaupt verstandig om er bij te blijven, en gewoon af en toe het dekseltje even op te tillen. Op een gegeven moment begint het apparaat gevaarlijk te stomen en te pruttelen en weet je dat hij klaar is, en moet je snel het gas uitdraaien anders kan ook dit uitdraaien in een ongevraagde schoonmaakronde van het fornuis.
Tup komt naar beneden en slaat onder de veranda de kaarten open zodat we voor vandaag kunnen uitzoeken waar we allemaal niet naar toe gaan. We zoeken enkele plaatsjes uit die ons zo opvallen, en nemen gewoon aan dat het er ongetwijfeld erg mooi is, we rekenen uit hoeveel we er zouden hebben uitgegeven, mixen dit met het beeld van sandalen met hoog opgetrokken sokken, buideltasjes, en vrouwen met net niet lange broeken en genieten van de koelte die de schaduw onder de veranda ons biedt. We genieten van de krekels die de vallei bezetten en genieten vooral van de knettersterke espresso die ons de volgende 24 uur wel lijkt wakker te houden. Sterker nog, de espresso knalt ons zo enorm wakker dat we bijna beginnen te twijfelen of we toch niet op pad moeten.
Gelukkig verdwijnt dit voornemen als snel, en ik stap onder de beschermende veranda vandaan, direct de zon in. Ik sleep de ligstoel onder de stokoude olijfboom vandaan die naast het huis staat, en trek hem richting de zon midden in de tuin. Rugleuning neerklappen, zonnebril af, en stil liggen. Even braden.
Het enige wat ik nu alleen nog maar hoor zijn de krekels en een haan die verder op zit te kraaien. De krekels snerpen hard tegen elkaar in. Het lijkt wel alsof het volume wordt opgedraaid afhankelijk van de temperatuur. Af en toe valt het aan mijn linker oor even stil omdat de krekel zich daar lijkt voor te bereiden op het volgende nummer. Ik lig te luisteren wanneer hij begint, en hoor hem al langzaam weer warm draaien om vervolgens op volle snelheid weer mee te doen met de rest.
Mijn huidige status van niets doen bevalt mij wel, en langzaam soes ik weg naar een halfslaap.
De zon is erg warm, en met halfopen oog zie ik hem recht boven mij staan, de fase waarin het verstandig is om eruit te stappen. En als de zon zo hoog staat is het ook de tijd dat half Italië de siësta induikt, en het halve land stil komt te liggen. Het is alsof je het merkt in de vallei, alsof het nog meer extra rustig is. Is dat een zin?
Rolluiken gaan naar beneden. Deuren gaan dicht. Op straat wordt het stil, en ik beeld me in hoe bezwete toeristen in een delirium met hun reisgids half weggezakt aan hun hand, langs gesloten deuren tollen, en de donkere etalages bestuderen.
‘warm hè?’ roept Tup naar beneden. Hij is blijkbaar al weer naar zijn balkon gegaan. ‘ja, maar wel lekker’, roep ik terug, en ik probeer nog even te ontkennen dat ik het veel te warm begin te krijgen.
Dan wordt het toch te veel, en sta ik snel op. Terug onder de veranda plof ik weer aan de tafel waar de resten van onze koffie break nog staan te wachten op de afwas. Van boven komt een busje aan denderen, en even denk ik dat er weer een mannetje uit komt met een hele lading aan Italiaanse volzinnen, maar gelukkig raast hij door, en laat hij alleen wolken met zand achter als herinnering dat hij er gereden heeft.
‘ik dacht even dat ie zou stoppen’ hoor ik van boven, en ik moet gniffelen.
Nog even duik ik weer terug in de zon in. Na een tijdje beginnen de vliegen mij te irriteren, die zich massaal lijken te verzamelen om mij bewust te komen terroriseren. Ik kan niet langer fatsoenlijk stil blijven liggen, en het lukt me al helemaal niet om er ook maar een de lucht uit te meppen. Een langstrekkende wolk (waar komt die opeens vandaan?) zorgt er voor dat ik een definitief excuus heb om op te staan.
Langs de weg, een eindje ons zandpad af naar beneden staat een schijnbaar leegstaand huis. Iedere keer rijden we er langs, en ik denk dat het maar eens tijd wordt om er achter te komen of hij inderdaad onbewoond is. Ik trek mijn slippers aan die onder de veranda naast de bak met vetplanten liggen, en grijp de sleutels van het hek uit de fruitmand op de keukentafel. ‘wat gaan we doen?’ roept Tup enthousiast, terwijl hij achter me aan flippert. Schijnbaar is hij toch weer naar beneden gelopen. ‘we gaan kijken naar het lege huis’, zeg ik. ‘Oh leuk!, dan lopen we via Umbrie’ zegt Tup terwijl hij staat te wachten hoe ik het slot van het hek sta los te wrikken uit zijn verroeste positie. Niet vergeten: slotenolie halen.
Het huis ligt op een absolute droomlocatie. Op zeker op een concurrerende plek met ons huis. Het is vervallen, dat wel, maar het is precies het huis wat je je inbeeld wat je wilt bezitten als je hier een huis wilt hebben. Bijna alle kinderen tekenen een huis hetzelfde, en op zo’n vergelijkbare manier fantaseren bijna alle Toscane liefhebbers over hoe een Toscaans huis er uit moet zien. Het staat recht voor me. En het is leeg. Op het hek hangt een bordje, en weer heb ik geen flauw idee wat het betekend. Dicht en afgesloten is het enige wat ik er aan kan ontleden, maar de rest laat zich moeilijk vertalen. Ook het woord ‘animali’ begrijpen we nog wel. Als twee kleine kinderen die iets van tafel willen pakken maar bang zijn voor een standje van hun moeder, besluiten we eerst maar even uit te zoeken wat het bordje betekend. We durven simpelweg niet verder te lopen omdat we bang zijn dat we toch betrapt worden, en aangezien worden als indringers. Of misschien worden we wel aangevallen door een slangenfamilie die zich ophoudt in het hoge gras rond het huis.
We lopen met een boog om de woning heen, en fotograferen het van verschillende kanten om het in ieder geval alvast te archiveren. De meeste deuren en ramen ontbreken, het is lang geleden dat iemand hier voor het laatst de deur achter zich dicht heeft getrokken. Opvallend veel van dit soort woningen staan er nog steeds verspreidt over Toscane, en vooral Umbrie. Veelal worden ze uitsluitend gebruikt als opslag van landbouwapparatuur. Niemand heeft vooralsnog de behoefte om er weer een woning van te maken. Als het huis al een eigenaar heeft, voelt deze er zeker niet de behoefte voor. Slechts hongerige rijke buitenlanders liggen hijgend voor de deur te wachten tot ze een bod mogen uitbrengen. Veel van deze boerderijen zijn dan ook al lang in kaart gebracht door slimme makelaars, en worden met gemak voor exorbitante bedragen verkocht aan Engelsen, Duitsers, Hollanders of Amerikanen.
De Italianen zelf lachen er om, zij wagen zich niet aan zo’ n verlaten boerderij, en vertrekken allemaal rondom de grote steden de nieuwbouw in.
We slenteren terug naar boven. Tup fotografeert her en der nog wat planten in close up. De zon brand in mijn nek. We slepen onszelf richting ons eigen hek. We waren nog wel zo van plan helemaal niets te doen vandaag, en toch hebben we ons laten verleiden tot deze missie. Ik werp nog een blik in de Umbrie vallei op zoek naar nog zo’n ruïne, maar ik zie slechts het dak van het huis van de professionele buurman, en ben trouwens blij dat wij niet zo’n ellendige steile oprit hebben.
Terug in de schaduw zitten we allebei met een fles water aan onze mond uit te hijgen, en bij te komen van de survival tocht. Veel te veel actie was dit.
De dag trekt voorbij. Lezen in de schaduw wordt afgewisseld met korte pitstops in de brandende zon en doelloze ontdektochtjes door het huis en de grote schuur beneden in de tuin. Tup heeft boven in het bidet zijn vakantiewasje gedaan, en zijn handdoeken hangen loom te bewegen aan het professorisch gespannen waslijntje tussen twee oude olijfbomen. Af en toe slenter ik door delen van de tuin om te kijken hoe de planten er allemaal bij staan, en laat me veelvuldig aanranden door sprinkhanen. In de olijfgaard zit een hele leuke clan van minisprinkhaantjes die met me mee lijken te springen als dolfijnen die een boot volgen. Deze zijn klein, en hebben wel iets liefs, maar het exemplaar wat gisteravond plotseling op mijn linker been sprong was iets minder schattig, en heb ik in een nano seconde van de schrik heel hard de tuin in gemept. Hij zal het ongetwijfeld overleefd hebben, knalhard zoals ze zijn. Ik heb er eentje een keer per ongeluk verpletterd tussen de luiken en het kozijn. Ik had niet door dat hij er zat toen ik de luiken dicht wilde doen. Gemoedelijk zat hij blijkbaar bovenop de kozijnrand, en werd onbedoeld door mij als een walnoot gekraakt. Ik vond het echt zielig, maar goed, zo gebeurd het nu eenmaal hier.
Mijn stoel staat in de olijfgaard nog op zijn vaste stek, maar hij is zo heet geworden dat ik het wel laat om er in neer te ploffen. Insecten van diverse pluimage hebben wel mijn zitplek ingenomen. Ze zitten blijkbaar ook van het uitzicht te genieten. In het limonadeglas dat vergeten onder de stoel ligt loopt een hele kolonie mieren de blijkbaar achter gebleven zoetresten naar buiten te sjouwen. Al vliegen en muggen wegmeppend loop ik terug naar beneden, naar het meer geciviliseerde gedeelte van de tuin. Poekie, onze huis/zwerfkat ligt languit onder de hortensia’s. hij begint te mauwen als hij mij aan ziet komen, hunkerend naar eten en aandacht.
Van Tup mag ik hem niet voeden, omdat het volgens hem een zwerfkat is, en daardoor voor zichzelf dient te zorgen. Ik kan het alleen niet laten, ook omdat mijn theorie is dat iedere huurder van dit huis hetzelfde doet, en Poekie dus niets anders gewend is dan dat er voor hem gezorgd wordt. Tup is gewoon geen dierenliefhebber, dat kan. Ik ben het omgekeerde, en stel ze gelijk aan de mens. Kan ik niets aan doen. Ik ben opgegroeid tussen de dieren, en ben niet anders gewend dan dat er huisdieren zijn. Hier hebben we dus een zelfgekozen huiskat, en ik noem hem Poekie. Hij luistert er naar, al zal hij denk ik ook naar de namen ‘kofferbak’ of ‘hangslot’ luisteren, als het maar aandacht is. Iedere reisorganisatie blijft zijn klanten niet genoeg benadrukken dat je niet in die lieve oogjes moet trappen, en dat je ze dus niet zomaar mee kunt nemen naar Nederland. Ze hebben op zijn minst vlooien, en kunnen heel veel ziektes met zich mee dragen. Het zal allemaal wel, en het is ook allemaal zo, maar ik heb allang besloten om Poekie heus niet mee te nemen naar huis, en hem gewoon stiekem te voeren. In het gastenboek wordt menigmaal met klem gevraagd om ook de muis die achter het aanrecht blijkt te wonen te voeren, dus het gehalte dierenliefhebbers is hier gelukkig groot genoeg, dus dan kan ik wel met een gerust hart Poekie af en toe wat toe schuiven. Het beestje is mager, klein en heel jong. Zijn moeder zal hem wel verstoten hebben, wil ik in het meest gunstige geval bedenken. Maar hij is lief, hij miauwt en ik aai hem over zijn magere koppie. Zodra ik hem aanraak begint hij heftig te spinnen. Dit beestje wil, bij gebrek aan, niets liever dan heel veel aandacht, maar ik durf hem niet op te pakken, en dan vooral omdat hij ongetwijfeld onder de vlooien zit. ‘jij bent mijn Poekie’ fluister ik hem toe, en van genot kroelt hij op zijn rug door het droge gras zodat ik zijn buikje kan/moet kroelen. Poekie is een naam die ik van een oud tante heb overgenomen. Ze kon moeilijk namen onthouden, en noemde ieder dier wat ze kende, of niet kende, steevast Poekie. Niemand probeerde haar nog de echte naam bij te leren, en dat alles in haar wereld gewoon Poekie heette accepteerde iedereen gewoon als een aangenomen feit.
In de namiddag besluiten we om ons toch maar even aan de buitenwereld te tonen, en tuigen we ons op om richting Cortona te vertrekken, en daarna boodschappen te doen voor onze voor vanavond geplande BBQ. Volgens het gastenboek doet de BBQ het erg goed, dus dat gaan we maar eens even uitproberen. Aangezien we pas rond een uur of vijf de Piazza della Republica opslenteren is het gehalte toeristen al enigszins geslonken, en komen de Cortonezen opgedoft voor de avond achter hun luiken vandaan. We lopen de eerste twee terrassen voorbij en lopen rechtstreeks naar ons vaste terras in de via Nazionale, de ideale tribune om de passeggiata van het dorp te kunnen volgen.
We bestellen bij de altijd langzame, onoplettende maar vriendelijke ober en babbelen wat over onbenullige onderwerpen. We raden feilloos waar de voorbij struinende toeristen vandaan komen.
Het type toerist wat in Toscane op vakantie gaat is over het algemeen een van het rustige soort. Zonder veel geschreeuw, croc’s, dikke buiken en tatoeages. De vakantieganger hier slentert rustig mee met de lokale bevolking, al haal je de enigszins houterige motoriek van de Nederlander er op een of andere manier altijd gelijk uit.
Alleen in Cortona lijkt de Italiaan te worden overtroffen door het lompe gedrag van de Amerikaan.
Zijn de Italianen goed om hun gesprek te laten lijken op een theaterspel waarbij ze de overvloed aan woorden combineren met handen- en voetenwerk, de Amerikaan zet zijn spreektechniek en zijn aanwezigheid neer met dezelfde gratie en eenvoud als de auto’s die ze produceren: ze banjeren met grove vervuiling totaal niet op hun plaats zijnd dwars over je heen, waarbij je gedwongen wordt om je eigen gesprek te stoppen en te luisteren naar dat van hun omdat je je anders niet kunt concentreren op je eigen woorden. Amerikanen gedragen zich eigenlijk zoals de Harley Davidson rijder dat doet in een aflevering van Southpark waarbij de mensen heerlijk op een terras genieten van de lunch en de zon, en een groep Harley Davidson rijders met veel kabaal langs komt banjeren waardoor het hele terras stil valt.
De grote hoeveelheid Amerikanen die hier sinds het verschijnen van het boek van Francis Mayes massaal lijken te zijn neergestreken, en Cortona als een soort campus van Toscane gebruiken, zitten uitgebreid op de terrassen te blaten alsof ze op de brede avenues van New York staan in plaats van in de smalle Etruskische steegjes van een Toscaans dorp.
Japanners zijn weer anders, dat zijn echt karakterpoppetjes. Ze TjingTjangTjongen met acht camera’s om hun nek en 9 videocamera’s aan hun arm (overdrijven is ook een vak) door de steegjes en fotograferen alles wat ze tegen komen. Opvallend is dat ze altijd feilloos de net niet interessante dingen staan te fotograferen. Hoe vooruitstrevend ze ook zijn met hun technologie, ze staan doodstil voor de camera alsof het een exemplaar is uit het fotografiemuseum.

Cortona is mooi, en het is overbodig om dat nog te zeggen. Het dorp sluit als een warme deken om je heen, en ik kan me dan ook niet zo snel voor de geest halen waar ik me, behalve in mijn eigen huis, zo enorm thuis voel als op het terras waar we nu zitten.



We genieten een tijdje van de mensen die langs slenteren, en van het gebabbel op het terras. We genieten van de warme lucht die in het dorp hangt, en van de avondzon die schuin door de via Nazionale valt. We genieten van de zwaluwen die zweven over de daken van de stad, en van de groepjes Cortonezen die ongestoord midden op straat staan te babbelen met elkaar, terwijl de stroom voorbijgangers er als een lavastroom omheen glijd.
Dan wordt het tijd om op te staan, en boodschappen te doen. De BBQ moet geregeld worden! We rekenen af, en staan op om via de Piazza Dell Republica weer naar de parkeerplaats te lopen. In de Via Gueffa manoeuvreert een vrouw achterstevoren naar bovenrijden haar Innocente de garage in. We staan vol verbazing te kijken hoe ze dat moeiteloos voor elkaar krijgt. Zwaar respect voor deze vrouw, want ik zou mijn auto van ellende beneden laten staan, en iedere dag naar boven lopen. Al kan ik me ook voorstellen dat alles wend, en ik na veel oefening tot dezelfde manoeuvre zou kunnen komen. Beneden stappen we in de auto, en klappen direct de kap open. We zigzaggen met de wind in onze haren de weg af richting Camucia en verbazen ons er over hoeveel wielrenners naar boven fietsen. Zwaar verpakt in lycra en getooid met hele professionele aerodynamische helmpjes trotseren ze de route richting Cortona. ‘Naar beneden zou ik nog wel leuk vinden’, zeg ik tegen Tup die een nieuwe CD in het dashboard drukt.
Bij de Coöp doen we zwaar boodschappen, en naast veel te veel vlees kopen we van alles eigenlijk veel te veel. We zijn zo enthousiast dat we gaan BBQ-en dat we er helemaal niet aan denken dat we maar met z’n tweeën zijn, en dus niet de hele berg hebben uitgenodigd. De hele supermarkt is druk, iedereen lijkt te hamsteren om zich vervolgens weer op te sluiten op zijn berg, maar op de huishoudafdeling is het opvallend rustig. Een oud dametje staat bij de citruskaarsen een kaars uit te zoeken, en wij gooien er ook maar een voor de zekerheid bij, wetend dat we vanavond toch wel enorm geprikt gaan worden. Verder staat er alleen een winkelmedewerker enorm belangrijk te doen met papieren en voorraadbeheer enzo. Als ik zie hoe hij te werk gaat, ben ik blij dat hij deze werkzaamheden niet bij ons in de zaak doet. We proppen een zak houtskool bovenop onze boodschappen en duwen onze kar weer de drukte van de foodafdelingen in. Als we al dachten dat wij een volle kar hadden, dan komen we bedrogen uit. Een stel Engelsen, twee vuurrood verbrande koppeltjes, lopen met twee propvolle karren langs als we onze groente staan te wegen. Vleespakketten schommelen bovenop de berg boodschappen, en geven duidelijk aan dat ook bij hun de BBQ vanavond op het programma staat. Sip staan we te kijken dat wij niet zo enorm professioneel zijn. Waarom zijn we dan ook met z’n tweeën. Even denken we er aan om ook een tweede karretje te kopen en die vol te stouwen, maar dat zou nergens op slaan natuurlijk, en we slenteren richting de wijnafdeling. Als we eindelijk denken helemaal compleet te zijn, en alle gangen twintig keer opnieuw hebben afgelopen, sluiten we aan bij de lange rijen die bij de kassa staan. Op eens valt me de grote hoeveelheid waterflessen op die door iedereen worden ingeslagen. Nu weet ik wat er aan de hand is! Het water is morgen afgesloten, ik vond het al zo gek dat ik zo moest zoeken naar de flessen Naturale. We besluiten om zelf ook maar een aantal pakketten extra water mee te nemen, en duwen onze kar opnieuw door de drukte richting de waterafdeling.
Gerustgesteld over morgen, en met een overvolle achterbank wapperen we door de val de Chiana richting val de Pierle. De BBQ kan beginnen!
Poekie zit ons al op te wachten als we thuis komen. Tup negeert hem zoals gewoonlijk en survivalt met de eerste overvolle plastic zakken richting de veranda, vooral om te voorkomen dat de zwaar doorgehangen handvaten niet knappen, en zo de boodschappen in de tuin zouden rollen. Ik sluit het hek af met het hangslot, en trek ook een aantal zakken over de kap uit de auto. ‘Hoi Poekie, ben je er weer?’. Poekie kijkt me indringend aan en miauwt hard. Ik weet niet of ze kwaad is omdat we weg zijn geweest, of omdat ze ordinair schooiert, maar ook ik negeer haar maar even en schommel met het overgewicht naar de keuken. Tup kruist me, en trekt de pakketten water uit de auto, en stapelt ze op onder de oude tafel die onder de veranda tegen de muur staat. Een paar flessen trekt hij uit de verpakking en gooit die in de koelkast. Al pratend proppen we de koelkast vol met de boodschappen. Poekie komt voorzichtig om het hoekje kijken. Tup gaat door alsof de kat lucht is, en ik reageer niet om een discussie te voorkomen. Dan springt Poekie naar binnen, en gaat doodleuk voor de koelkast zitten. Tup laat geërgerd de Toscaanse worstjes zakken. ‘zie je nou wel, daar heb je het al, die kat moet er uit’. Ik pak Poekie op, en zodra ik dat doe begint het beestje gelijk te spinnen. Hij vindt het allemaal even geweldig. Voor de vorm zet ik hem voor het huis over het hek heen, wetende dat hij over twee minuten toch weer gewoon onder de veranda zit.’Lieverd, je mag hier best komen, maar je moet niet gaan lopen schooieren, je weet dat Ome Tup daar niet tegen kan’, dicteer ik Poekie, die al helemaal niet meer met mij bezig is, maar al langs de omheining loopt, naar waarschijnlijk een opening die hij al langer kent dan vandaag.
Tup is ondertussen al begonnen met de BBQ uit de schuur te sjouwen, en naast de veranda te plaatsen. Ik loop via de zijdeur de keuken weer in, en begin de salade klaar te maken, trek alle attributen uit de koelkast die hier voor nodig zijn, en stal ze uit waarbij ik er achter kom dat het waarschijnlijk een salade wordt voor 17 personen. Driftig begin ik te snijden, te malen en te hakken en voel me een volleerde kok, of toch in ieder geval een tweede Francis Mayes. Tup heeft zijn plekje al gevonden, en is als een volleerd BBQ-er de kolen aan het opstoken zodat het eerste vlees op de gril kan. Ondertussen sjouw ik de keuken in en uit met schaaltjes, borden, glazen en bestek.’Ik heb trouwens ook ontdekt waar de andere schakelaar voor de tuinverlichting zit’, zegt Tup. ‘waar zat die dan?’. ‘in de schuur achter de BBQ, hoe kon het ook anders’. Bij onze aankomst demonstreerde Franco, de huiseigenaar, trots zijn pas aangelegde tuinverlichting, de bolletjes die langs de borders door de hele tuin staan, en zo enorm thuis horen in dit soort tuinen. Tijdens onze eerste avond wilden we deze verlichting aan doen, en de zoektocht naar de schakelaars begon. Waar zat die ook al weer, en we reconstrueerden de uitleg van Franco. Binnen konden we alle knoppen wel vinden, en de ganglampen boven gingen aan en uit. Ook in de woonkamer ontdekten we alle schakelaars, en zelfs de lamp onder de veranda konden we vinden. De tuin bleef donker, op wat vuurvliegjes na dan. Ook aan de buitenkant van het huis konden we niets terug vinden, en we lieten het er maar bij. We zouden het overdag wel opnieuw proberen. Geërgerd omdat we het niet voor elkaar kregen begon ik op een gegeven moment toch maar weer aan de zoektocht. Achter de luiken van de zijdeur van de keuken vond ik eindelijk de schakelaars laag bij de grond, verpakt achter waterdicht doorzichtig rubber. Ik drukte de knoppen in, en de tuin baadde in een idyllisch sfeerbeeld. Tup kwam enthousiast om de hoek springen. Hoe krijg je dat voor elkaar? ‘Gewoon logisch nadenken’ pochte ik gespeeld bijdehand, en we liepen door de tuin om van de verlichting te genieten. Al snel kwamen we er achter dat de andere helft van de tuin nog steeds in het donker lag, en dat er dus nog een knop moest zijn. ‘Doe dat nog eens een keer van dat logisch nadenken?’. Al tastend langs de muren kwamen we van alles tegen wat kon springen, vliegen en eventueel bijten maar geen andere schakelaars. En dus lieten we het er maar bij.
Nu was dus onze tuinverlichting voor vanavond compleet, en we hadden er zin in.
De grootste warmte van de dag was wel weg, en de zon zakte langzaam achter de heuvels. De Orvieto Classico was koud, en de eerste vleesspiesen lagen te sissen op de BBQ. Wat kon er mis gaan?
Zowel wij als de spiesen worden verrast door de plotselinge vlammen die uit de bak opslaan, en we beginnen gelijk met redderen. De worstjes die op de spiesen zitten zijn zo enorm vet dat het er als een gek uitloopt en vlam vat in de hete kolen. Al snel hebben we alles weer onder controle, en kan onze BBQ ongestoord doorgaan.
Aan het einde van de avond liggen we tonnetje rond, opgeblazen en volgevreten naast de BBQ. We hebben bijna geen kracht meer om op te staan, maar omdat we gek worden van de muggen vluchten we op een gegeven moment naar binnen en zetten in de keuken Espresso. We laten de tuin donker om te voorkomen dat er nog meer muggen komen, en vluchten naar het balkon om te gaan genieten van de sterrenhemel. Met de ligstoelen in de achterste stand wijzen we elkaar de sterrenbeelden aan die we herkennen in de kraakheldere sterrenhemel. Naast de conventionele sterrenbeelden hebben we er op vorige avonden na enkele flessen wijn wat extra sterrenbeelden bij gevonden. Zo is er na de steelpan nu ook een snelkookpan, een wok en een percolator. ook deze vinden we vanavond direct terug, en we vinden dat we er maar eens officieel melding van moeten gaan maken. verder proberen we elkaar ook te wijzen op de vallende sterren, maar omdat die er niet zo vaak zijn als we zouden willen wijzen we maar de langzaam voortbewegende lichtjes aan als ‘langzaam vallende sterren’, wetende dat het vliegtuigen zijn. Vele muggenbulten rijker, en in een roes van de vele wijn rol ik even later mijn bed in. Tup staat zich beneden nog hevig in te spuiten met anti mug, iets wat ik dom genoeg vergeten ben om te doen, maar ik ben er te moe voor, en laat het maar zo. De krekels gaan buiten onvermoeibaar door, en ik zak langzaam weg. Het is genoeg geweest voor vandaag.

Perugia

De stroom is afgesloten. Om half negen sta ik al naast mijn bed. Wakker geschud door de felle zon die recht door mijn raam naar binnen schijnt. Tevergeefs sta ik in de woonkamer op de aan en uitknop van de cd speler te drukken die we tussen Tups slaapkamer en de badkamer op een kastje hebben geïnstalleerd. Als ik muziek wil horen, zal ik toch aan Tup moeten vragen om voor me te gaan zingen, want de cd speler staakt. ‘het is dus de stroom’, zeg ik om de hoek van de deur van Tup’s slaapkamer. Hij lijkt nog te slapen, maar draait zich dan om. ‘Ja en dat Otto in mattina nemen ze hier wel heel erg serieus, want er was om zeven uur al geen stroom meer in de badkamer’.
Ik loop naar beneden en doe de koelkast open. Het eerste water sijpelt al uit het vriesvak, maar ik heb geen zin om te gaan redderen, er staat toch niet veel soeps meer in dankzij onze schranspartij van gisteren dus ik sla de deur weer dicht nadat ik er een fles met water uit heb getrokken. Ik schuif het gordijntje van de deur naar de veranda opzij. Wat ik al dacht, Poekie ligt op een van de eettafelstoelen te slapen in afwachting van wat komen gaat. Nou, voorlopig nog even helemaal niets. Mijn lichaam ligt in de clinch met mijn verstand, en verlangd weer naar bed. Boven plof ik terug in het dikke maar te zachte matras, en blijf als een lappenpop die in de hoek gegooid is liggen. Het bevalt me wel, en langzaam dommel ik weer in slaap.
Het is na tienen als mijn lichaam en geest een overeenkomst hebben gesloten, en de zolder aangeeft wat ook al weer het nadeel is van een zolder. Het is te warm om te blijven liggen, en voor de tweede keer vandaag sta ik op. Via de slaapkamer van Tup loop ik het balkon op. Tup zelf ligt weer zwaar in coma, en het ziet er naar uit dat daar voorlopig nog geen beweging in komt. Even bijkomen in de zon, en dan douchen. Maar de zon is heerlijk, en ik besluit om nog maar even helemaal niet te gaan douchen. Verderop klinkt het gebel van de pecorini schapen. Bezige beestjes. Zelfs als ik s’nachts wakker wordt omdat de resten van de flessen wijn tegen mijn blaas aan drukken hoor ik ze nog. Het klinkt als de Zwitserse bergkoeien. Toch ligt het ook aan de wind, want soms horen we ze ook een paar dagen helemaal niet. Hoe pittoresk en vredig de boerderij aan het einde van het weggetje ook is, het zijn toch vooral erg bezige mensen die er wonen. Van onze professionele overbuurman en zijn gezin verneem je niets, slechts een enkele keer draait de auto het zandpad op om richting de bewoonde wereld te rijden. Ook onze naaste buren vertonen net zoveel activiteiten als wij, namelijk zo weinig mogelijk. Bij de pecorino boerderij is het echter een bedrijvige boel. Open vrachtwagentjes en busjes rijden af en aan. En de buurboer rijdt zelf meerdere malen per dag met zijn witte panda (die wil ik ook!) naar boven en naar beneden. Waarschijnlijk van veld naar huis en terug. En verder het gescheur van brommertjes. Waarvan we later trouwens pas door hadden dat het er maar 1 bleek te zijn. Zoonlief blijkt zijn dagen te vullen met het heen en weer crossen, bij gebrek aan ander vertier in de omgeving.
’s Avonds als het donker is kun je het autoverkeer aan de overkant op de heuvels volgen. Kleine lampjes trekken als een ononderbroken stroom vuurvliegjes door de heuvels op weg naar, of weg rijdend van de paar dorpjes die er tegen aan zijn geplakt. Nu de hitte door de vallei zindert, en de zon hard en venijnig is, is er niets waar te nemen. Ik kan niet een auto terug vinden op de heuvels, en de heuvels lijken volledig uitgestorven. Het grote huis beneden heeft de luiken dicht. Verstandige toeristen! Ook bij ons zijn de luiken de hele dag gesloten. Zo professioneel als we zijn geworden, gaan deze pas na vijf uur open zodat het huis de hele dag heerlijk koel blijft. Het lijkt nu alsof het grote huis onbewoond is, maar een groene krokodil die in het zwembad dobbert, geeft aan dat er weldegelijk leven is achter de luiken.

Al verscheidene malen hebben we beneden in de vallei terug naar boven staan turen om ons huis te vinden in dit stukje Italië. Het is echter onmogelijk om het huis terug te vinden. Blijkbaar staat het huis op een andere plek dan je denkt, en ben je gewoon totaal gedesoriënteerd als je naar beneden bent gekronkeld, want het lukt ons niet. Vanaf het balkon, en ook vanaf de olijfgaard, kun je een stukje van een ruïne van een kasteel zien, die verderop in de vallei staat. Hij lijkt erg op de kasteel ruïne van de val de Pierle, en we hebben al vaak gezegd, dat we er naar toe zouden rijden, maar vergeten dat ook iedere keer weer. Het lijkt er op dat Italië de meeste ruines heeft, en de meeste leegstaande boerderijen. Het is er mee bezaaid, en vooral als je Umbrie door rijdt, lijkt het af en toe wel alsof de lepera er is uitgebroken, en iedereen snel zijn huis heeft verlaten. Over tien jaar zal het er ongetwijfeld anders uit zien, en staan er heel wat buitenlandse nummerborden geparkeerd op de met zorg gerestaureerde opritten.

Binnen hoor ik het bed kraken. Tup blijkt tot leven te zijn gekomen, en strompelt het balkon op. Hij ploft neer in de stoel naast de deur. ‘hè hè, wakker’ zegt hij, en kantelt zijn hoofd naar de zon om verder te ontspannen. Ook ik sluit weer mijn ogen richting de zon, en we genieten nog even van het helemaal niets doen.
Op een gegeven moment wordt het te warm, en besluit ik om maar het voortouw te nemen richting de douche. Beneden in de tuin trek ik een knalharde handdoek van de waslijn. Dat wordt straks genieten bij het afdrogen. En ik loop terug naar de veranda. Poekie vergezelt mij, en probeert me menig maal de pas af te snijden om vooral te benadrukken dat hij wil eten. Toen ik de deuren naar de veranda open gooide was ik hem even helemaal vergeten, en ik had hem pas door toen hij hevig miauwend van de stoel af sprong.
Ik pak een oude croissant, en wat kaas en sprokkel dat op een schoteltje. Poekie is snel van begrip en rent al voor me naar het BBQ huisje, waarvan hij na twee keer al wist dat hij daar zijn eten krijgt. Ver weg uit het zicht van Tup. Ik tuur naar het balkon, maar Tup heeft niets door, en is waarschijnlijk al weer in een slaapmodus gezakt. Ik zet het schoteltje neer, en Poekie valt direct aan. Het bakje water wat er naast staat gooi ik leeg over de lavendel. Het water was warm geworden, en er lagen verschillende vliegjes in te drijven. Met de tuinslang vul ik het bakje opnieuw met vers water, en zo moet het genoeg zijn voor meneer Poekie. Ik loop terug naar het huis. Poekie is niet echt blij met het karige ontbijt, maar hij moet het er maar even mee doen. Gisteren heeft hij zich tegoed kunnen doen aan de resten van de BBQ, dus hij moet niet zeuren. Terug in huis duik ik onder de douche, en draai de kranen open. Het warme water wil maar niet komen. Ik zet hem op de heetste stand, maar het water blijft ijskoud. Fuck it! Ik zweet en stink, dus ik duik onder het ijskoude water. Dit is het volgende effect van de stroomuitval. De boiler komt vandaag niet verder dan de waakvlam. Nou ja, ik vond het toch zo heerlijk om authentiek koud te douchen?
Tup is opnieuw weer het bed in gerold. ‘ik was het echt niet van plan, echt niet! Maar het bed schreeuwde mijn naam toen ik langs liep om buiten te gaan joggen en hoogspringen enzo, dus ik ben even weer gaan liggen’. Ik lach, en loop naar de beneden om thee te gaan zetten. Bij het fornuis doe ik mijn tweede handeling waarbij de stroomuitval zijn sporen na laat: met een lucifer steek ik het elektrische ontsteking fornuis aan, en zet de ketel op. Hij schommelt nog even na, en begint al snel te borrelen. Ik rommel wat door de keuken, en verzamel langzaam aan alle ontbijtspullen op het dienblad. Uit de broodtrommel haal ik het gisteren vers gekochte brood, en klop er enigszins ongerust op. Ik hoop dat we daar nog een beetje door heen komen met onze keukenmessen. Het brood is in Italië niet vers te houden, en we moeten ook maar eens een scootertje gaan aanschaffen voor hier, zodat we s’ochtends even snel de berg af kunnen scheuren om in het dorp naar het bakkertje te gaan. De ketel begint heftig te stomen, en ik tik het gas uit. Met een pannenlap om het handvat kantel ik het hete water in de theepot, en vul deze tot de rand. Dan gooi ik er twee theezakjes in, en kijk ik tevreden hoe het water bruin kringelt.
‘Was het water erg koud?’ vraagt Tup als hij me met het volle dienblad langs zijn bed ziet laveren. En ik antwoord bevestigend terwijl ik het hele ontbijt begin uit te stallen op de tafel. ‘wel heel Etruskisch douchen zo’, zegt Tup, en we beginnen aan ons ontbijt.

Aangezien we vandaag noodgedwongen ons huis moeten verlaten door de stroomuitval (overdrijven is ook ons vak) besluiten we om vandaag naar Perugia te gaan. Een stad waar we al even nieuwsgierig naar zijn, en waar we door al die andere bezienswaardigheden hier gewoon nog niet aan toe zijn gekomen.
We verheugen ons nu al op de vele potterettes en authentieke delicatessenwinkeltjes die Perugia ongetwijfeld rijk is, en genieten van ons knalharde brood met aardbeienjam, die we wegdrinken met de thee, die eeuwig heet blijft in de brandende zon. Aardbeienjam! We zijn er trots op dat we die in huis hebben. Dat klinkt misschien een beetje raar, maar hier is dat niet zo heel erg raar. Abrikozenjam is geen probleem in Italië. Dat is er meer dan voldoende, vakken vol. Het lijkt er op dat ze hier een abrikozen overschot hebben, want in elk vak in de supermarkt vindt je wel iets terug waar abrikoos in zit. Abrikozenjam, abrikozenthee, abrikozenkoekjes, abrikozentaart, abrikozenbiscuits, abrikozen ice tea, en ga zo maar door. Verder is de abrikoos vers te koop, maar ook o.a. gedroogd en gekonfijt. Daarnaast is er abrikozenvla, abrikozenyoghurt, en we wachten nog op de abrikozen pesto. Maar wij hebben dus aardbeienjam, en we hebben ook geen abrikozenkoekjes. Want hoe enthousiast we ook fan zijn geweest van alles wat er maar te koop is van abrikoos, op een gegeven moment gaat de smaak je tegen staan, en kun je het tijdelijk even niet meer verdragen. Er is trouwens een fabrikant die zich blijkt te specialiseren in abrikozenkoekjes, want we hebben van 1 merk nog nooit zoveel variaties abrikozenbiscuits gezien in de vakken van onze geliefde COOP.
Na het ontbijt krijgt ook Tup zin om te gaan douchen, vooral omdat hij zin heeft om alle potterettes van Perugia af te gaan struinen. Onder het motto ‘ik douche altijd met warm water’, verwarmt hij beneden in de keuken een ketel met water, en vertrekt daar even later mee onder de douche. Ik pak mijn volgende fles water uit de smeltende koelkast, gooi een theedoek op de onderste plank zodat deze het water kan absorberen, en vertrek naar de olijfgaard.

Het is helder, en ik doe zowaar een nieuwe ontdekking in het al zo vertrouwde beeld. Er ligt een meer in ons uitzicht. Niet groot, maar het is er wel een. Het lijkt een beetje op een stuwmeertje. Ik wil bijna Tup er bij roepen, maar dat heeft geen zin. Die staat samen met zijn keteltje warm water te douchen. Ik doe verwoede pogingen om de rugleuning naar achter te klappen, maar de armleuningen hebben hun beste tijd wel gehad. Met ijzerdraad heeft Franco blijkbaar nog geprobeerd ze te repareren, maar de stoel is eigenlijk rijp voor de sloop, en dus moet ik mezelf een houding aan leren om de leuningen met mijn gewicht te foppen en mezelf te behoeden voor helemaal achterover klappen. Na enkele mislukte pogingen heb ik het door, en met mijn gewicht zoveel mogelijk aan de linker kant, en zo weinig mogelijk steun met de arm op de rechterkant houdt de stoel het wel, en kan het zonnen beginnen.
‘nou Etruskisch douchen hoor’, klinkt het vanaf het balkon. Tup is blijkbaar klaar met douchen, en loopt al weer op zijn vaste stekje. ‘zit je in de tuin of ben je boven’, roept Tup, en ik antwoord dat ik boven zit.
‘Doe het uitzicht de groeten van me’, zegt Tup, en blijkbaar verdwijnt hij weer naar binnen om ongetwijfeld verder te gaan met zijn badtaferelen.
Van boven hoor ik een scooter aan komen razen, met knetterend geluid scheurt hij langs de omheining van onze tuin door naar beneden. Ik keer terug in mijn ruststand, en geniet van de zon. De krekels knerpen zich een ongeluk, en ze maken er een ware show van. Ik probeer er een ritme in te vinden, maar dat hebben ze volgens mij zelf ook al lang opgegeven. Af en toe knerpen er twee synchroon, maar na een tijdje raken ze al weer uit dat ritme, en is het weer ieder voor zich.
Het scootertje komt met een hoge snelheid weer omhoog, en stopt zowaar ter hoogte van waar ik lig. Ik schrik er op een rare manier eigenlijk van, en even denk ik dat hij wat gaat zeggen. Stokstijf blijf ik liggen, en ik doe in ieder geval net of ik lig te slapen. Volgens mij kan hij me absoluut niet zien door de dichte begroeiing. Geen idee wat hij nou staat te doen, waarschijnlijk is hij gewoon zijn scooter aan het testen, of hij denkt: gekke toerist, op z’n ligstoel in de olijfgaard. Na enkele seconden, het lijken wel minuten, geeft de scooter weer gas en verdwijnt door naar boven. Blij dat hij weer doorgereden is naar boven probeer ik me weer te ontspannen. Toch vraag ik me af of het nou toeval is geweest dat hij precies voor mijn plekje is gestopt met zijn scooter, of dat hij er toch een bedoeling mee had. Heeft hij dan toch staan gluren? Ik draai me om om de omheining te bestuderen. Op enkele plaatsen lukt het me om naar de overkant van de weg te gluren, maar is dat voldoende ruimte om iemand die in volle vaart langs raast de gelegenheid te geven in je tuin te kijken? Lijkt me stug. Bijna ben ik van plan om het weggetje zelf even af te lopen om door onze omheining te kijken, maar waar maak ik me nu eigenlijk druk over? We zijn te lang afgesloten van de bewoonde wereld, ik begin waanideeën te creëren. Ik keer terug naar mijn zon.
Al snel ben ik het hele voorval vergeten, en dommel ik weer weg in een halfslaap onder een deken van warme zonnestralen.
Al het gevlieg, gezoem en geprik op en om me heen begint me al snel te veel te worden. Na enkele keren aanvallend vliegend gespuis van me af hebben proberen te slaan wordt het me te gortig, en sta ik op. Ik pak mijn warm geworden fles water uit het dorre gras, en slenter de olijfgaard weer uit naar beneden. Onze tuin is naast de olijfbomen, ook een paar appelbomen en een citroenboompje rijk. Alles is nog te jong en te groen om geplukt te worden, maar ik verlang er eigenlijk naar om hier in het najaar weer te zijn om zo de bomen zelf leeg te mogen plukken. Ik spring tussen de appelbomen over het bordes naar een terras lager, en kom zo uit bij de manege, die achter de BBQ schuur is gebouwd. De manege is leeg, althans er staan geen paarden in, en het ziet er eigenlijk uit dat die er ook nooit zijn geweest of zullen komen. Wel staat hij vol met tuingereedschap, sterker nog, het lijkt wel een tuingereedschapmuseum. ‘Tuinen door de eeuwen heen’. Naast de manege kruip ik door het hek en kom uit bij de lege schoteltjes van Poekie. De BBQ staat nog op dezelfde plek als waar we hem gisteren hebben neer gezet, en ik pak het apparaat op om hem terug te zetten in de schuur. Vandaag of morgen wordt hij ongetwijfeld weer gebruikt. Prompt valt er een poot onder vandaan. Even zie ik het beeld voor me van een bak met kolen die omvalt in onze tuin, maar al snel begin ik een versnelde cursus acrobatiek om de combinatie evenwicht tussen mezelf en de BBQ te maken met het terug plaatsten van de poot. Het lukt me, en ik ben blij als de bak keurig binnen staat tussen de stoffige balen cement en de kruiwagen die tegen de muur staat gespijkerd. In de wasbak naast de schuur was ik mijn zwart geworden handen en armen schoon, en daar is Poekie. Vanaf de borders vol lavendel komt hij naar beneden geslopen, en begint argwanend te miauwen. ‘Je bent te laat, net had je me kunnen helpen’ zeg ik tegen hem, en hij staat me met draaiend hoofd aan te kijken alsof hij mijn woorden probeert te volgen. Ik raap de laatste overblijfselen van de vorige avond tussen het gras vandaan, en loop terug naar het huis. Poekie vindt het feit dat ik tegen hem praatte voldoende goedkeuring van zijn aanwezigheid in de tuin, en hij gaat heerlijk in de schaduw van een boom midden in de tuin liggen.
Omdat we vanmiddag weg gaan doe ik alvast het dak van de auto open, om zo te voorkomen dat we straks in een sauna stappen. En om ons vooral het gevoel te geven: we gaan wat doen. Het staat gewoon leuk, alsof de boot klaar ligt voor vertrek, dat idee. En daarbij komt dat ik gewoon graag met open dak rijdt. In Nederland komt het er niet veel van, daar zorgt het klimaat wel voor. Hier is het juist vaak weer te warm, dus hij zal ongetwijfeld halverwege de rit wel weer dicht gaan, maar dat is niet erg. Dan is het een luxe probleem, en geen noodzaak.
Na een extreem sterk gezette Espresso door Tup hebben we ineens voldoende activiteit in ons lijf om op pad te gaan. We verruilen ons huiskloffie voor iets respectabeler, en dan kunnen we vertrekken. Tup opent het hek, en ik rijdt de auto naar buiten de zandweg op. Iets naar beneden wacht ik in de berm totdat Tup het hek weer afgesloten heeft. Met een grote vaart dendert een Alfa Romeo schijnbaar erg belangrijk, en in ieder geval erg ervaren, langs onze auto. Stofwolken waaien de auto in. Hmm, weinig doorgaand verkeer hoor! Herinnert Tup aan de beschrijving van het huis in de reisgids, en stapt in. Ik snap niet dat je op zo’n weggetje zo hard scheurt, al ken je het nog zo goed, die Engelse kinderen van hiernaast zullen maar vanuit het zwembad de weg oplopen achter hun bal aan, zeg ik, en we beginnen onze eigen tocht naar beneden. In een van de bochten ligt een boerderij die hoofdzakelijk bewoond lijkt te worden door paarden en ganzen. Een oud vrouwtje met bloemetjesjurk, en ogenschijnlijk dito print hoofddoekje loopt de ganzen te voeren terwijl ze het hek achter zich sluit. Ze volgt met enige argwaan onze auto, kwaad op de vorige voorbijganger, en wij groeten vriendelijk naar ‘onze buurvrouw’. Ze waardeert schijnbaar ons onschuldige tempo, en wuift vriendelijk terug, en lacht met wat over is van haar gebit.
Zodra de grond wat vlakker wordt, en het weggetje zich samenvoegt met andere landweggetjes, die hoogstwaarschijnlijk naar nog meer agritoerisme leiden, duik je tussen de wijn- en zonnebloemvelden. Midden op de weg staan twee witte panda’s naast elkaar stil, en hun eigenaren, twee lokale boertjes, staan druk met elkaar te praten over het reilen en zeilen van hun bestaan. Ik rem, en de auto komt tot stilstand. We wachten af tot de boertjes langzaam ieder hun weg weer gaan, en je ziet ze denken: weer gestoord door zo’n stelletje toeristische indringers. Maar goed, we mogen er langs, en vervolgen onze weg.



Op de kruising met de doorgaande weg staan de vuilcontainers en we gooien onze COOP zakken, die nu propvol dicht gebonden zijn met afval, in de overvolle containers. De kleppen kunnen niet meer dicht, en de laatste zak zetten we er maar naast. Een stapel met lege olijfolie blikken houdt hem gezelschap. Al snel belanden we achter de volgende witte Panda. De man schept er een genoegen in dat hij een stelletje verwende toeristen kan afremmen, en hij zit ons actief te volgen in zijn achteruitkijkspiegeltje. Het lijkt er zelfs op dat hij zachter gaat rijden om ons extra te treiteren. Het stoort ons op geen enkel moment, en we genieten van de zon die vol in onze cabine schijnt. Ik ontneem hem zijn plezier, en geef iets gas bij, en haal hem in. Al is daar niet heel veel voor nodig, want hij was al bijna praktisch tot stilstand gekomen. Aan de rand van Mercatale geeft de daar geplaatste thermometer 5 graden warmer aan dan ons dashboard. Ik ben benieuwd wie er gelijk heeft. Even verderop is Franco net de weg over gestoken, hij loopt gearmd met een ouder mannetje. Ongetwijfeld zijn ze op weg naar hun vaste bankje in de schaduw. We herkennen elkaar en zwaaien uitbundig. Bij gebrek aan uitgebreide Italiaanse woordkennis laten we het hier maar bij, en we laten het al helemaal om aan hem te vragen of hij weet tot wanneer de stroomstoring duurt. Op het pleintje, de driesplitsing in het dorp is dan ook maar gelijk het plein, stoppen we omdat Tup sigaretten wil halen.
De Tabaccerie heeft het alom bekende uit stoffen linten bestaande vliegengordijn, en hij is zowaar open. Binnen staat een man met de zonnebril nog op, te blaten tegen het jonge vrouwtje wat in een ongeïnteresseerde houding op haar stoeltje achter de toonbank zit te luisteren. Geduldig wachten we tot we aan de beurt zijn, of eigenlijk, überhaupt waar worden genomen. Het meisje staat op terwijl de man ongestoord door praat, terwijl hij daarbij heftig gebruik maakt van zijn kennis aan de gebarentaal.



Ze gaat voor ons staan, en peutert aan een schriftje, schijnbaar zijn we aan de beurt, en Tup wijst met een rechte hand naar de Marlboro. ‘Marlboro’ zegt Tup duidelijk, om te voorkomen dat ze ook nog in de stress raakt. Ze slaat het bedrag aan op de kassa, en Tup overhandigt haar het gepaste geld zodat ze niet hoeft te gaan rekenen, en we bedanken haar in het vlekkeloos Italiaans voor haar gastvriendelijkheid, en wensen haar een hele fijne dag. We zwaaien gedag, en draaien ons via het stoffige vliegengordijn naar buiten. De man stopt met zijn gesprek, kijkt ons na, en gaat vervolgens weer ongestoord door met zijn monoloog.
Na onze tocht door de bergen komen we weer uit bij Tuore waar we de kap op de auto doen, en weer verder rijden. Bij Perugia begint het standaard zoekverhaal als je voor het eerst een onbekende stad in rijdt. Schijnbaar gaat het allemaal erg simpel. We volgen de borden Centro Alto, en we rijden probleemloos de goede kant op. We volgen de P borden en hebben te laat door dat een van de P-borden ‘links af’ bedoeld was voor de inrit vijftien meter terug. Niemand achter ons, ik zet de auto in zijn achteruit en stuif terug richting de inrit. In mijn achteruitkijkspiegel verschijnt een bus die zich voorbereid om te gaan toeteren. Ik ontneem hem die moeite, en sla de auto met hoge snelheid de inrit van de parkeergarage in. De bus stuift achter ons langs door naar het centrum. Gelijk na de slagboom is er ruimte te over. We parkeren de auto, en zijn blij dat we zo makkelijk de stad zijn ingereden. Dat hebben we wel eens anders mee gemaakt.

We onthouden waar we staan, en volgen de bordjes naar de uitgang. Via een heel roltrappenstelsel worden we midden in het centrum gezet. Onderweg komen we door de uitgegraven lagen van de oude stad heen. Hier ligt eeuwen aan geschiedenis, achterdocht, jaloezie, moord en brand.



Ineens staan we midden in de stad. We vonden Florence al gemakkelijk gaan, maar deze stad slaat echt alles. We houden nu al van Perugia, en de gezellige drukte die langs de kraampjes langs de fontein staan bevestigen onze plotselinge verliefdheid.
We maken direct onze verplichte foto’s, genieten van het balkon dat een wijds uitzicht biedt over de verschillende stadsdelen, en lopen dan verder de stad in.



De Corso Vannucci met in het midden de gezellige volle terrassen komt uit op de Piazza 4 Novembre. Hier staan voor het gemak de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad bij elkaar: De galleria Nazionale dell’Umbrie, Palazzo dei Priori, de Fonta Maggiore en de dom van Perugia waar bezoekers van de stad op zijn trappen heerlijk zitten te genieten van de zon, de stad en de mensen. De een fotografeert zijn vriendinnetje, weer een ander zit aandachtig de kaart te bestuderen. De sfeer doet ons denken aan Florence, maar dan zonder de heen en weer rennende groepen Japanners, en zonder de hordes bustoeristen die al fotograferend langs de Vu Compra’s lopen die hun dansende poppetjes, of houten treinletters aan je proberen te verkopen.
Nog niet ontdekt door het grote massatoerisme neemt Perugia de aanwezige toeristen die de toenemende drukte in Toscane ontvluchten, op, en omarmd ze met haar gastvrijheid.
Ook hier Nederlanders die op de trap het algemeen dagblad zitten te lezen, maar ook zij genieten van het mooie rustige zusje van Florence. We gaan er met een gerust hart naast zitten, en nemen het schouwspel voor ons in ons op. Midden op de Piazza staat de Fonta Maggiore, die het toonbeeld van rijkdom van deze stad moest aangeven, lees ik in de reisgids.



Over deze stad geen opengewerkte tekeningen van duomo’s en palazzi. Er staan geen sterattracties aangegeven, en er zijn geen looproutes. Op de plattegrond van Umbrie wordt Perugia slecht aangegeven als ‘bezienswaardig’.
Veel meer dan het verhaal over de fontein, de dom en Palazzo dei Priori is er niet te vinden. Laat dat nog maar even zo blijven ook, denk ik, en ik sluit mijn ogen en geniet van de zon en het geroezemoes om me heen.

Na een aantal minuten hebben we de Piazza in ons opgenomen, en duiken we de Duomo achter ons in. Binnen is het heerlijk koel en sereen rustig zoals het alleen maar in een kerk kan zijn.
Stilletjes lopen wij en enkele andere toeristen rond in het schip. Af en toe hoor je gekuch, het zachte gesmoes van iemand, en een stiekeme flits van een camera. Ook ik waag het er op, de zoveelste poging om een glas in lood raam van een kerk perfect te fotograferen. Misschien.
Ook hier ontbreken de luisterkoptelefoons met keuze uit verschillende talen. Ook hier ontbreken de rondleidende gidsen en ook hier ontbreken de goedbedoelde bookshops, en aansluitende souvenirzaakjes. We kunnen slechts aannemen dat deze duomo met zijn sobere uitgelichte fresco’s erg oud is, en een hele geschiedenis te vertellen heeft. Stilletjes verlaten we de duomo, en staan weer buiten in het felle daglicht.

Buiten is er niemand die je omver loopt om ook naar binnen te gaan, en niemand die beneden aan de trap zegt dat je een beautiful nose hebt, en aanbied om je binnen twee minuten te portretteren. We gaan steeds meer van Perugia houden, en we lopen naar het schuin tegenover gelegen toeristen bureau.
Binnen staan een paar Amerikanen informatie in te winnen over de plaats te nemen evenementen. Wij pakken een gesponsorde plattegrond uit de wand met brochures, en gaan terug naar de corso Vannucci waar we een plekje veroveren op een van de vele terrassen. We bestellen te drinken, en een paar broodjes, en bestuderen de map om zodoende uit te vinden wat we volgens het toeristenbureau absoluut moeten gaan bekijken. De stad heeft een heel gemakkelijk historisch centrum, en de belangrijkste bezienswaardigheden liggen zoals wij al dachten allemaal op wandelafstand rond de piazza 4 Novembre. We besluiten straks gewoon op ons gevoel en gemak de steegjes door te kruisen, en zo de stad de kans te geven zichzelf aan ons voor te stellen. Na de korte lunch dompelen we ons onder in de winkelende menigte om zo onze ontdekkingstocht te beginnen.



We fotograferen ons helemaal gek, de stad is een grote ansichtkaart met doorkijkjes, steegjes, gangetjes over steegjes, en zwaluwen die over de daken razen waarover je een wijds uitzicht hebt over de stad. Het stikt er van de bloembakken, de slapende katten, en natuurlijk de oude vandaagjes die op hun krakkemikkige houten keukenstoeltje in de deuropening met genoegen de langs slenterende toeristen zitten te bekijken. Rondom de Piazza 4 Novembre ligt een doolhof aan deze steegjes, en ze zitten vol met heerlijke winkeltjes met prullaria, verbazingwekkende mooie boetiekjes en zowaar een heuse cd winkel, een zeldzaam goed in Umbrie en Toscane. In een van de steegjes achter de duomo ontdekken we een waar walhalla voor de wijnliefhebber. Geen enkele wijn uit de vele streken van Toscane en Umbrie lijkt er te ontbreken, en met kinderlijke ongeduld lopen we gapend langs alle etiketten. Wat moet je hier uitkiezen? Of eigenlijk, hoe moet je hier uitkiezen? Een vriendelijke man komt achter zijn toonbank vandaan, maar laat ons met alle rust ronddwalen door zijn zaak die enkele meters lager dan het straatniveau lijkt te zijn verstopt voor de voorbijgangers. Omdat we hier wel moeten kopen, en niet alleen omdat de man zo vriendelijk is, maar dan vooral omdat het water je in de mond loopt, kiezen we enkele wijnen uit de wijngebieden rond Perugia. We weten niet echt wat we kopen, omdat we in dit geval puur op naam en leukheid van etiket selecteren, maar de man verzekerd ons dat het vini pregiati zijn. We nemen het graag van hem aan, en merken de komende dagen wel of hij ons voor gekke toeristen heeft aan gezien. Of de man heeft in geen tijden een klant gezien, of de Perugia bewoners zijn stuk voor stuk allemaal super vriendelijk. Kijkend naar de verzorgde en smaakvolle inrichting van zijn geweldige enoteca gaan we uit van het laatste. Vriendelijk zeggen we elkaar gedag, en met een hoop handgebaren maken we hem duidelijk dat we erg zullen genieten van zijn wijnen. De man zwaait ons de deur uit, en gaat dan weer rustig terug naar zijn toonbank.



In een van de wijngidsen die verspreidt over mijn bed liggen las ik over de oude Etruskische boog die model heeft gestaan voor de vele toegangsbogen tot Italiaanse steden, en via de plattegrond vinden we hem aan het einde van het steegje van onze enoteek. Naast de boog zit een fontein. Er staat keurig op vermeld van welke straal je kunt drinken, en van welke niet. We vullen onze lege flesjes met het ijskoude water, en lopen via een ander weggetje weer omhoog. De weg geeft ons een geweldig uitzicht over een van de oudste stadsdelen van Perugia, en onbedoeld moet ik aan Asterix en Obelix denken die door de straatjes rennen met de Romeinen achter hun aan. Als een lezer kijk je van bovenaf op ze neer, en ziet ze hier gewoon rennen.
Vanzelf komen we weer terug op de piazza 4 Novembre. Een jazzband staat te spelen op een podium, en het gezelligheidsgehalte van deze stad neemt hierdoor nog eens toe. De trappen zitten nu ook propvol met mensen, en ik zie dat het gehalte korte broeken al enigszins onderuit wordt gehaald door lange broek dragende flanerende locals. Is het dan al weer zo laat? We letten op de vakantie helemaal niet op de tijd, en merken door onze omgeving altijd vanzelf wel hoe laat het is. We blijven tussen de luisterende menigte staan, en genieten mee van de muziek die van het podium afkomt. Wat is dit een heerlijke stad! Ik wil hier gewoon blijven. Ik krijg haast de neiging om in een van de omliggende kledingwinkeltjes te gaan solliciteren, in de hoop dat ze me gelijk zullen aannemen. Dan kan ik hier iedere dag de Piazza oversteken, en met iedereen een babbeltje maken die ik ken terwijl ik op weg ben naar mijn werk. Ciao mensen, Ciao overburen, Ciao collega’s. ik ben leuk, jullie zijn leuk, allemaal zijn we hier leuk, en we kennen elkaar allemaal ontspannen en spontaan. Ciao, ciao, ciao. Terwijl ik sta weg te dromen loopt Tup richting een winkeltje met ansichtkaarten. Ik val terug in mijn gedroom en heb ineens ontzettende zin in een ijsje. Dit komt vooral omdat ik veel toeristen en locals hetzelfde zie doen, en om mijn inburgeringcursus gelijk te beginnen besluit ik om gewoon mee te doen. Terwijl Tup schijnbaar willekeurig enkele ansichtkaarten uit het rek trekt kondig ik mijn idee aan, en hij is het er roerend mee eens. ‘Goed plan! Ik ga ff afrekenen’.
Als we in een van de ijssalons tussen de locals hebben gedaan of wij hier ook iedere dag komen, genieten we met ons ijsje tussen de gezellige toenemende drukte op de Piazza. De namiddagzon schijnt vol door de straten en over het plein, en op een of andere manier wordt iedereen er alleen maar mooier van. Het kan ook mijn verliefdheid zijn.
Terwijl we hier zo staan, twijfelen we er aan of we hier vanavond niet zullen blijven, maar het idee om vanavond naar Mimmi te gaan, de locale trattoria van Mercatale, haalt ons toch over de streep om terug te gaan naar onze eigen vallei.
Nog even kijk ik achterom als we de piazza verlaten, en via de corso terug lopen naar de roltrappen. Perugia Ti Amo. Ik hoef geen muntje in de fontein te gooien, ik weet zeker dat ik hier terug kom. Ook hoef ik hier niet over een of ander beeld te wrijven, om me dat volgens een of andere mythe te verzekeren, ik voel het gewoon. Met de menigte achter ons latend verdwijnen we via de roltrappen weer onder de grond. Even heb ik hierdoor het gevoel dat we een pretpark verlaten.
De stand uit rijden gaat eigenlijk net zo simpel als er in rijden. Gewoon mee toeteren en scheuren met de rest van het verkeer, op de goede gok wat afslagen nemen, en je komt er snel achter dat het toevallig allemaal goed is gedaan. Mocht het al fout gaan, en gaat een geïrriteerde Italiaan toeteren omdat je net iets te lang twijfelt bij een kruising, negeer hem dan gewoon en ga heel druk tegen elkaar zitten praten over van alles en nog wat, dat doen ze zelf ook. Terug op de snelweg geven we een volle dot gas om mee te komen met de avondspits, en al snel razen we via verschillende tunnels weer langs het Trasimenomeer dat zich dompelt in de avondzon. Op naar Mimmi!