‘Hoe kun je nu niet verliefd worden op een land dat chaos tot een structuur heeft weten te maken?

maandag 4 juli 2011

Mist - 1999

Mijn Leven, dat ben ik zelf. La mia vita, che sono io. Ik weet niet waar het vandaan komt, maar het klinkt wel filosofisch. Vanmorgen heb ik ontdekt waar ik de rest van mijn leven wil blijven. Hier op deze stoel, op de grens van Umbrie en Toscane. Gisteren ontdekten we deze plek toen we op onze vakantieslippers om ons huis flipperden toen we aan het vaststellen waren wat nu allemaal bij ons tijdelijke domein hoort.
We zitten hier nu twee dagen, en het weer heeft tot op heden niet echt mee gezeten. Met veel handen, voeten, domenica’s en soles, en verwijzingen naar de lucht, kwamen we van huiseigenaar Franco, die zelf met zijn vrouw beneden in het dorp woont, te weten dat het vanaf vandaag dus mooi weer moet gaan worden. Daarom ben ik vanmorgen vol goede moed, wederom op mijn slippers,naar mijn stoel geflipperd. De ligstoel had ik achteruit de tuin gevist. Er staan er meer dan voldoende opgestapeld om van onze hele tuin een openluchtbioscoop te maken. Halverwege mijn sleeptocht naar de olijfgaard kwam ik er achter dat de armleuning kapot was, maar ik had geen zin om terug te lopen, en hem te wisselen voor een andere. Een dergelijke vergane-glorie-stoel past ook eigenlijk wel bij de olijfgaard. Zo heb ik mijn luiheid om terug te lopen ook weer goed gepraat voor mezelf.
Boven in de olijfgaard begint het gesleep met de stoel pas echt. Op verschillende plaatsen schuif ik hem op zijn plek om vervolgens snel te gaan zitten en te beoordelen of het de juiste is. Dit duurt enkele minuten, en op een gegeven moment heb ik het gevonden, en ik krijg er ook genoeg van. This is the place! This is where i want to be.




Toen ik vanmorgen mijn ogen open deed en haast al automatisch met valse hoop naar buiten keek, zag ik dat het dal nog steeds helemaal dicht zat. Het heuvellandschap was volledig verdwenen. Zelfs de bomen in de tuin probeerden zichzelf met moeite herkenbaar te maken door de dikke mist. Verveeld zat ik wat door een wijngids te bladeren. Het plan is om op pad te gaan vandaag, en ik probeerde me een beetje in te lezen op de wijnen die afkomstig zijn uit de streek waar we vandaag naar toe wilden. ‘zeg ik dacht dat jij al lang en breed op die berg van je zat geplakt’ hoor ik van beneden uit de slaapkamer van Tup. Hij had de deuren van zijn balkon open gegooid en zat ook hoopvol naar buiten te staren en smachtend de overheersende mist weg te denken. ‘Er valt weinig te zien’ schreeuw ik terug naar beneden, en kijk op de kaart hoe we vanmiddag het beste onze autorit kunnen gaan inzetten. ‘zo te zien trekt de mist weg uit het dal over ons huis, want de lucht is al wel helemaal blauw’ hoor ik van beneden, en ik volg met mijn vinger de meest voor de hand liggende optie die naar het plaatsje toe kronkelt. De optimistische opmerking van Tup geeft me plotseling voldoende moed om toch maar op te staan. Ik gooi de boeken naast me neer en hijs mezelf uit het oude hoge bed, en landt met mijn voeten op de warme stenen vloer. Een etage lager slenter ik door de slaapkamer van Tup het balkon op, en hoop begint ook voor mij eindelijk te gloren.
We worden er allebei kinderlijk blij van. De sombere dagen waar we onze vakantie mee begonnen in dit huis blijken eindelijk tot een einde te komen, en we rennen naar beneden om alle luiken van het huis open te gooien zodat de frisse lucht vol door het huis kan gaan waaien, en wij kunnen gaan genieten van waar we voor gekomen zijn.
Aan de voorkant van het huis, aan de kant van de stoffige zandweg, kijk je de vallei in richting Umbrie. ‘in Umbrie is het nog wel slecht weer’ concludeert Tup, ‘ maar bij ons is het al wel mooi’ roept hij iets te optimistisch. Ik moet lachen om het feit dat hij de scheidingslijn wel erg serieus neemt, en slenter terug het huis in om mijn camera te gaan halen.
Enkele kodakmomenten later zetten we thee en smeren een paar broodjes om daarna ieder zijn gang weer te gaan. ‘Als jij straks op die berg van je geplakt zit, roep ik af en toe wel wat’, zegt Tup. ‘Het is te mistig om je te zien, en zo weten we van elkaar dat we er ten minste nog zijn’, sluit hij af, en slentert met zijn ontbijt terug naar boven om zich te gaan nestelen op het balkon. Zijn domein.
O.k. handen vol: Thee, broodjes, camera, zonnebril en een handdoek om de stoel mee droog te vegen. Op naar de olijfgaard!
Nu zit ik dus hier, en ik wil hier altijd blijven. Voor deze ochtend zit ik hier in ieder geval zwaar geïnstalleerd. De voorstelling ‘Gone with that fog’ kan beginnen.
De ochtendzon is al behoorlijk venijnig, hij brandt nu al hard op mijn armen en benen. Gisteren iets te fanatiek in dat ene uur de zon getrotseerd, en nu wordt ik er gelijk voor gestraft. Dom.
Het dal is intrigerend mooi. Hij is volledig afgedekt met dikke lakens mist. Er is dan ook echt niets te herkennen. Geen enkel oriëntatiepunt is terug te vinden. Toch gebeurd er wel wat, dikke groepen wolken trekken traag maar veelbelovend over ons huis heen naar boven. Recht boven mij is de lucht opvallend blauw. Kom maar op met die puffend hete dagen!
Kauwend op de altijd veel te harde broodjes geniet ik van het schouwspel dat zich volledig gratis en voor niets aan mij voorbij trekt, en ik geniet intens van het panoramische uitzicht wat zich recht voor me langzaam aan het ontvouwen is. Terwijl ik een nieuwe positie op mijn stoel probeer te krijgen klapt de rugleuning achterover omdat de kapotte armleuning het begeeft, en ik sla mee met de stoel. Ik schrik me rot, en herstel me snel. Ik moet lachen om de stoel,maar vooral om mezelf. Om hoe ik onhandig en geschrokken mee achterover klapte met de rugleuning, en probeer de armleuning zo goed en zo kwaad als het gaat terug te slaan in zijn greep. Het lukt maar half, en met een enigszins gekunstelde houding probeer ik me weer te ontspannen. ‘Professioneel hoor’, hoor ik vanaf het balkon. Een seconde denk ik dat Tup mijn geworstel heeft kunnen volgen, maar al snel kom ik er achter dat hij doelt op de achterbuurman die de eerste dag na aankomst historisch aan het stuntelen was met zijn auto. Hij kreeg het maar niet voor elkaar om vanuit zijn oprit de weg op te rijden. In eerste instantie kon ik nog wel een beetje met hem mee komen omdat de oprit direct na de weg volledig naar beneden verdwijnt, dus wij hadden zelf ook pas door dat er überhaupt een oprit was toen zijn gestuntel zich aankondigde, maar hij was wel enorm aan het overdrijven. Het lukt hem nu in een keer, en de auto raast grote stofwolken achterlatend, het weggetje af richting de vallei. Het is verwonderlijk om er achter te komen hoe enorm veel huizen er toch klaarblijkelijk per heuvel zijn. Uur bij uur kom je er achter dat er veel meer huizen om je heen staan dan je in werkelijkheid ziet. Veel huizen zijn totaal aan het zicht onttrokken door de dichte begroeiing, de ellenlange opritten, en het heuvelachtige landschap. Hoe idyllisch het ook lijkt dat je hier als enige op de heuvel zit, al met al is het een aardige nederzetting als je alle verscholen boerderijen zo bij elkaar optelt.



De eerste huizen en velden geven zich beneden prijs. Langzaam maar zeker wordt het hele gebied ontdaan van zijn witte lakens die over onze heuvel trekken, ze lijken te verdampen in de zon. Mmmm, zon! De warmte valt me aan, en ik moet weer gaan verzitten om me comfortabel te voelen. Eigenlijk begin in me ongemakkelijk te voelen in de hitte, maar het uitzicht houdt me in zijn greep en verplicht me om te blijven kijken.
Ook het dorpje aan de overkant van de vallei, recht tegenover ons op de heuvels, geeft zich prijs. We hebben geen idee welk dorp het is, simpelweg omdat het niet op de kaarten te vinden is. Maar vooral, we weten niet eens hoe we er moeten komen omdat wij in ieder geval de weg er naar toe niet kunnen vinden. Hopeloos hebben we beneden al een paar keer een poging gedaan om de juiste toerit te vinden, maar keer op keer kwamen we bedrogen uit. Of we stonden bij een verbaast kijkende boer op het erf, of we kwamen er na een kwartier zigzaggen achter dat we volledig de verkeerde kant op reden. Een laatste groepje wolken glijdt weg over de verderop gelegen boerderij, en met hen is het smetteloze panoramische uitzicht eindelijk compleet.

Vol overtuiging begint de zon de vallei en zijn heuvels te verwarmen. In de huizen beneden en aan de overkant beeld ik me in hoe de levens ook daar op gang komen. Dekens worden uitgeklopt door oude omaatjes die zich klaar maken om naar de lokale markt te gaan. Het klinkt pittoresk, maar ik weet dat de meeste boerderijen in mijn uitzicht naar alle waarschijnlijkheid allemaal verhuurd zijn aan Duitsers, Engelsen en Amerikanen. In ieder geval de enorme hoeve die midden in de vallei ligt, en een jaloersmakend zwembad bezit. De krekels brengen mij terug in de idylle, en ik geloof nog even in de wereld van oude Italiaantjes die deze omgeving besturen. Ook de hond bij het verderop gelegen huis van de pecorinoschapen boer brengt mij terug in het besef dat er gelukkig nog steeds een meerderheid is die bestaat uit locals. De meer dan perfecte omgeving, zijn krekels en deze blaffende hond doen me beseffen dat ik me op dit moment op een van de mooiste plekjes bevindt die deze aarde rijk is.

Nu krijg ik het toch echt te warm. De stoel begint me daardoor ook te irriteren. Het gebied is officieel geopend door de natuur, en klaar voor de dag. Ook ik kan opstaan en aan mezelf beginnen. Met een enorme omweg door de tuin flipper ik al genietend van de omgeving terug naar het huis. ‘ik heb mijn stoel op het mooiste uitzichtpunt van dit huis neergezet’, zei ik gisteravond tegen Tup terwijl we genoten van de rode wijn die onze glazen rijkelijk vulde. ‘Dat kan niet, dat heb ik’, zei hij stellig overtuigd van zijn gelijk. Ik keek door de wijn naar het kaarslicht op tafel, en schommelde de wijn in zijn glas. ‘Je hebt gelijk’, dacht ik. Zijn plek is de mooiste, mijn plek is ook de mooiste, en iedere andere plek in de tuin is ook de mooiste. Dit gebied laat zich op elke millimeter grond van zijn beste kant zien, en wij gaan daar enorm van genieten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten