Plotseling stopt er een witte bus bij ons hek, die met razende snelheid het pad af kwam denderen. Grote zandwolken waaien langs de volle lengte van onze omheining de tuin in.
Een mannetje stapt uit en ratelt een hele reeks Italiaanse volzinnen onze kant op. Zwaar overrompeld door deze plotselinge veelheid aan aktie stuiter ik met mijn stoel terug op vier poten, en breng alleen het woord ‘sorry’ uit. De man herhaald het hele bandje nog een keer, en zwaait actief met zijn armen door het hek van de oprit heen. Het enige wat we als twee verdwaasde toeristen zo snel opvangen is mattina en otto. Staan we met onze mond open? De man stapt schouderophalend weer in zijn busje en vertrekt net zo snel als hij gekomen is.
Verbaast en plotseling volledig wakker kijken we elkaar aan.
‘wat was dat?’
‘ik heb echt geen idee’
‘iets met mattina en otto’
‘Ik moet weten wat mattina is, otto is 8, maar mattina, wat was dat nou ook al weer’, en ik snel naar binnen om mijn schrift van de vijfdaagse cursus Italiaans te halen die ik via de zaak in Nederland gevolgd heb.
‘Misschien zijn we wel uitgenodigd voor de bruiloft van Mattina en Otto’, lacht Tup terwijl hij zijn zonnebril weer in zijn haar schuift en zijn gezicht naar de zon kantelt. ‘En nu rijdt die man alle huizen af om iedereen persoonlijk uit te nodigen’.
Ik haal het schrift tussen een stapel tijdschriften vandaan die we al hebben verzameld naast de bank bij de openhaard (een heerlijke plek om binnen de koele muren van het huis af en toe heel even neer te ploffen) Als ik terug naar het terras loop lees ik Tup voor. ‘mattina = ochtend’, dus morgenochtend om acht uur gaat er iets gebeuren’. Ik sla het schrift weer dicht.
Maar wat?
Al snel komen we tot twee conclusies. 1, de stroom gaat er af, 2 het water wordt afgesloten om otto in mattina.
En voor hoe lang?
‘Volgens mij alleen in de ochtend tot een uur of twaalf, want hij zei mattina, anders zei hij wel domenica’, concludeer ik, en lachend om het hele schouwspel van zonet sluiten we het verhaal voorlopig af. Ik heb in ieder geval genoeg energie gekregen om de dag te beginnen, en duik met een schone handdoek de badkamer in.
‘raar eigenlijk’, hoor ik Tup zeggen door het open raampje waar een horretje de vliegen buiten moet houden, en waar ze toch van binnenuit naar buiten proberen te komen. ‘bij de buren is hij gewoon doorgereden, dus die weten nu van niets’. ‘Die merken het vanzelf wel’, schreeuw ik naar buiten terwijl ik probeer uit te vinden waar precies het verschil in de douche zit tussen kokend heet en steenkoud. We zijn ten slotte zelf ook niets verder dan mattina en otto, dus ook voor ons wordt het morgen een spannende ochtend.
We besluiten om vandaag maar eens even helemaal niets te doen. De zon laat zich vandaag van zijn beste kant zien, en al snel loop ik al gutsend en kokend de zon uit en duik onder de veranda. Tup loopt boven op de maat van de muziek een beetje aan te modderen, o.a. ook te douchen, en vooral erg de tijd te nemen. Tussen elke actie door verschijnt hij op het balkon om de voorgaande actie te bezegelen met een sigaret.
De keuken wordt langzaam aan een grote ongeorganiseerde puinhoop. De grote tafel die in het midden staat ligt vol met lege flessen, reisgidsen, nog op te sturen ansichtkaarten, zonnebrillen en kurken van leeg gedronken wijnflessen.
De stenen keukenvloer geeft blijk van onze aanwezigheid, en is bezaaid met verschillende variaties slippers en sneakers. Verder liggen er her en der lege boodschappentassen, zelfs chips en enkele niet meegebakken aardappeltjes tref ik er aan. In de hoek staan eenzaam onze skeelers, die we wel heel erg enthousiast hebben meegenomen, van te voren natuurlijk ook wel uit kunnen denkend dat we die hier nooit zouden gaan gebruiken. Ook de kookplaat zelf vraagt om een beurt, want in de olijfolie drijven vrolijk restjes paprika, ui en wederom aardappelkorstjes. Ze zullen het vast naar hun zin hebben zo met elkaar, maar ik begin schoon te maken.
Met een lege tas van de COOP loop ik eerst door de keuken, en gooi alles weg wat ik maar weg kan gooien. Als daardoor de keuken al behoorlijk opknapt begin ik de tafel op te ruimen door de brillen in de kokers terug te doen, de boeken te stapelen en de ansichtkaarten in de fruitmand te leggen. Als dat gedaan is kijk ik met gepaste trots naar het resultaat. Dat is deel 1. Vervolgens gooi ik de deuren tegen elkaar open en met wat schoonmaakmiddelen en enkele doekjes zijn het aanrecht en het fornuis in een mum van tijd weer citroentjes fris. Als laatste veeg ik het stof naar buiten, en dweil ik met een veel te oude dweil de boel helemaal schoon. Trots sta ik op de veranda met de steel in mijn hand naar binnen te kijken. Schoon! Tijd voor authentieke espresso.
Deze percolators koop ik ieder jaar bij, en ieder jaar in een ander formaat. Ik heb er zo al aardig wat verzameld. Helaas ben ik nog niet toe aan de vervangingssetjes die er zo verleidelijk naast hangen bij de COOP. Waterreservoir zorgvuldig vullen, niet het ventieltje laten verdrinken. Filter volstampen met espresso, en afstrijken. De bovenkant er op schroeven, en zo stevig mogelijk aandraaien. Dit is het moment dat ik iedere keer aan het verhaal van een tante van mij moet denken die ooit het ding niet goed genoeg op elkaar had gedraaid, en even later de koffie van het plafond kon dweilen.

Vuur hoog, en dan maar wachten tot de boel begint te pruttelen, en het ventieltje begint te fluiten. Dankzij de hoge kalkwaarde in het Italiaanse water stopt het ventiel er na twee keer gebruiken al mee, en is het überhaupt verstandig om er bij te blijven, en gewoon af en toe het dekseltje even op te tillen. Op een gegeven moment begint het apparaat gevaarlijk te stomen en te pruttelen en weet je dat hij klaar is, en moet je snel het gas uitdraaien anders kan ook dit uitdraaien in een ongevraagde schoonmaakronde van het fornuis.
Tup komt naar beneden en slaat onder de veranda de kaarten open zodat we voor vandaag kunnen uitzoeken waar we allemaal niet naar toe gaan. We zoeken enkele plaatsjes uit die ons zo opvallen, en nemen gewoon aan dat het er ongetwijfeld erg mooi is, we rekenen uit hoeveel we er zouden hebben uitgegeven, mixen dit met het beeld van sandalen met hoog opgetrokken sokken, buideltasjes, en vrouwen met net niet lange broeken en genieten van de koelte die de schaduw onder de veranda ons biedt. We genieten van de krekels die de vallei bezetten en genieten vooral van de knettersterke espresso die ons de volgende 24 uur wel lijkt wakker te houden. Sterker nog, de espresso knalt ons zo enorm wakker dat we bijna beginnen te twijfelen of we toch niet op pad moeten.
Gelukkig verdwijnt dit voornemen als snel, en ik stap onder de beschermende veranda vandaan, direct de zon in. Ik sleep de ligstoel onder de stokoude olijfboom vandaan die naast het huis staat, en trek hem richting de zon midden in de tuin. Rugleuning neerklappen, zonnebril af, en stil liggen. Even braden.
Het enige wat ik nu alleen nog maar hoor zijn de krekels en een haan die verder op zit te kraaien. De krekels snerpen hard tegen elkaar in. Het lijkt wel alsof het volume wordt opgedraaid afhankelijk van de temperatuur. Af en toe valt het aan mijn linker oor even stil omdat de krekel zich daar lijkt voor te bereiden op het volgende nummer. Ik lig te luisteren wanneer hij begint, en hoor hem al langzaam weer warm draaien om vervolgens op volle snelheid weer mee te doen met de rest.
Mijn huidige status van niets doen bevalt mij wel, en langzaam soes ik weg naar een halfslaap.
De zon is erg warm, en met halfopen oog zie ik hem recht boven mij staan, de fase waarin het verstandig is om eruit te stappen. En als de zon zo hoog staat is het ook de tijd dat half Italië de siësta induikt, en het halve land stil komt te liggen. Het is alsof je het merkt in de vallei, alsof het nog meer extra rustig is. Is dat een zin?
Rolluiken gaan naar beneden. Deuren gaan dicht. Op straat wordt het stil, en ik beeld me in hoe bezwete toeristen in een delirium met hun reisgids half weggezakt aan hun hand, langs gesloten deuren tollen, en de donkere etalages bestuderen.
‘warm hè?’ roept Tup naar beneden. Hij is blijkbaar al weer naar zijn balkon gegaan. ‘ja, maar wel lekker’, roep ik terug, en ik probeer nog even te ontkennen dat ik het veel te warm begin te krijgen.
Dan wordt het toch te veel, en sta ik snel op. Terug onder de veranda plof ik weer aan de tafel waar de resten van onze koffie break nog staan te wachten op de afwas. Van boven komt een busje aan denderen, en even denk ik dat er weer een mannetje uit komt met een hele lading aan Italiaanse volzinnen, maar gelukkig raast hij door, en laat hij alleen wolken met zand achter als herinnering dat hij er gereden heeft.
‘ik dacht even dat ie zou stoppen’ hoor ik van boven, en ik moet gniffelen.
Nog even duik ik weer terug in de zon in. Na een tijdje beginnen de vliegen mij te irriteren, die zich massaal lijken te verzamelen om mij bewust te komen terroriseren. Ik kan niet langer fatsoenlijk stil blijven liggen, en het lukt me al helemaal niet om er ook maar een de lucht uit te meppen. Een langstrekkende wolk (waar komt die opeens vandaan?) zorgt er voor dat ik een definitief excuus heb om op te staan.
Langs de weg, een eindje ons zandpad af naar beneden staat een schijnbaar leegstaand huis. Iedere keer rijden we er langs, en ik denk dat het maar eens tijd wordt om er achter te komen of hij inderdaad onbewoond is. Ik trek mijn slippers aan die onder de veranda naast de bak met vetplanten liggen, en grijp de sleutels van het hek uit de fruitmand op de keukentafel. ‘wat gaan we doen?’ roept Tup enthousiast, terwijl hij achter me aan flippert. Schijnbaar is hij toch weer naar beneden gelopen. ‘we gaan kijken naar het lege huis’, zeg ik. ‘Oh leuk!, dan lopen we via Umbrie’ zegt Tup terwijl hij staat te wachten hoe ik het slot van het hek sta los te wrikken uit zijn verroeste positie. Niet vergeten: slotenolie halen.
Het huis ligt op een absolute droomlocatie. Op zeker op een concurrerende plek met ons huis. Het is vervallen, dat wel, maar het is precies het huis wat je je inbeeld wat je wilt bezitten als je hier een huis wilt hebben. Bijna alle kinderen tekenen een huis hetzelfde, en op zo’n vergelijkbare manier fantaseren bijna alle Toscane liefhebbers over hoe een Toscaans huis er uit moet zien. Het staat recht voor me. En het is leeg. Op het hek hangt een bordje, en weer heb ik geen flauw idee wat het betekend. Dicht en afgesloten is het enige wat ik er aan kan ontleden, maar de rest laat zich moeilijk vertalen. Ook het woord ‘animali’ begrijpen we nog wel. Als twee kleine kinderen die iets van tafel willen pakken maar bang zijn voor een standje van hun moeder, besluiten we eerst maar even uit te zoeken wat het bordje betekend. We durven simpelweg niet verder te lopen omdat we bang zijn dat we toch betrapt worden, en aangezien worden als indringers. Of misschien worden we wel aangevallen door een slangenfamilie die zich ophoudt in het hoge gras rond het huis.
We lopen met een boog om de woning heen, en fotograferen het van verschillende kanten om het in ieder geval alvast te archiveren. De meeste deuren en ramen ontbreken, het is lang geleden dat iemand hier voor het laatst de deur achter zich dicht heeft getrokken. Opvallend veel van dit soort woningen staan er nog steeds verspreidt over Toscane, en vooral Umbrie. Veelal worden ze uitsluitend gebruikt als opslag van landbouwapparatuur. Niemand heeft vooralsnog de behoefte om er weer een woning van te maken. Als het huis al een eigenaar heeft, voelt deze er zeker niet de behoefte voor. Slechts hongerige rijke buitenlanders liggen hijgend voor de deur te wachten tot ze een bod mogen uitbrengen. Veel van deze boerderijen zijn dan ook al lang in kaart gebracht door slimme makelaars, en worden met gemak voor exorbitante bedragen verkocht aan Engelsen, Duitsers, Hollanders of Amerikanen.
De Italianen zelf lachen er om, zij wagen zich niet aan zo’ n verlaten boerderij, en vertrekken allemaal rondom de grote steden de nieuwbouw in.
We slenteren terug naar boven. Tup fotografeert her en der nog wat planten in close up. De zon brand in mijn nek. We slepen onszelf richting ons eigen hek. We waren nog wel zo van plan helemaal niets te doen vandaag, en toch hebben we ons laten verleiden tot deze missie. Ik werp nog een blik in de Umbrie vallei op zoek naar nog zo’n ruïne, maar ik zie slechts het dak van het huis van de professionele buurman, en ben trouwens blij dat wij niet zo’n ellendige steile oprit hebben.
Terug in de schaduw zitten we allebei met een fles water aan onze mond uit te hijgen, en bij te komen van de survival tocht. Veel te veel actie was dit.
De dag trekt voorbij. Lezen in de schaduw wordt afgewisseld met korte pitstops in de brandende zon en doelloze ontdektochtjes door het huis en de grote schuur beneden in de tuin. Tup heeft boven in het bidet zijn vakantiewasje gedaan, en zijn handdoeken hangen loom te bewegen aan het professorisch gespannen waslijntje tussen twee oude olijfbomen. Af en toe slenter ik door delen van de tuin om te kijken hoe de planten er allemaal bij staan, en laat me veelvuldig aanranden door sprinkhanen. In de olijfgaard zit een hele leuke clan van minisprinkhaantjes die met me mee lijken te springen als dolfijnen die een boot volgen. Deze zijn klein, en hebben wel iets liefs, maar het exemplaar wat gisteravond plotseling op mijn linker been sprong was iets minder schattig, en heb ik in een nano seconde van de schrik heel hard de tuin in gemept. Hij zal het ongetwijfeld overleefd hebben, knalhard zoals ze zijn. Ik heb er eentje een keer per ongeluk verpletterd tussen de luiken en het kozijn. Ik had niet door dat hij er zat toen ik de luiken dicht wilde doen. Gemoedelijk zat hij blijkbaar bovenop de kozijnrand, en werd onbedoeld door mij als een walnoot gekraakt. Ik vond het echt zielig, maar goed, zo gebeurd het nu eenmaal hier.
Mijn stoel staat in de olijfgaard nog op zijn vaste stek, maar hij is zo heet geworden dat ik het wel laat om er in neer te ploffen. Insecten van diverse pluimage hebben wel mijn zitplek ingenomen. Ze zitten blijkbaar ook van het uitzicht te genieten. In het limonadeglas dat vergeten onder de stoel ligt loopt een hele kolonie mieren de blijkbaar achter gebleven zoetresten naar buiten te sjouwen. Al vliegen en muggen wegmeppend loop ik terug naar beneden, naar het meer geciviliseerde gedeelte van de tuin. Poekie, onze huis/zwerfkat ligt languit onder de hortensia’s. hij begint te mauwen als hij mij aan ziet komen, hunkerend naar eten en aandacht.
Van Tup mag ik hem niet voeden, omdat het volgens hem een zwerfkat is, en daardoor voor zichzelf dient te zorgen. Ik kan het alleen niet laten, ook omdat mijn theorie is dat iedere huurder van dit huis hetzelfde doet, en Poekie dus niets anders gewend is dan dat er voor hem gezorgd wordt. Tup is gewoon geen dierenliefhebber, dat kan. Ik ben het omgekeerde, en stel ze gelijk aan de mens. Kan ik niets aan doen. Ik ben opgegroeid tussen de dieren, en ben niet anders gewend dan dat er huisdieren zijn. Hier hebben we dus een zelfgekozen huiskat, en ik noem hem Poekie. Hij luistert er naar, al zal hij denk ik ook naar de namen ‘kofferbak’ of ‘hangslot’ luisteren, als het maar aandacht is. Iedere reisorganisatie blijft zijn klanten niet genoeg benadrukken dat je niet in die lieve oogjes moet trappen, en dat je ze dus niet zomaar mee kunt nemen naar Nederland. Ze hebben op zijn minst vlooien, en kunnen heel veel ziektes met zich mee dragen. Het zal allemaal wel, en het is ook allemaal zo, maar ik heb allang besloten om Poekie heus niet mee te nemen naar huis, en hem gewoon stiekem te voeren. In het gastenboek wordt menigmaal met klem gevraagd om ook de muis die achter het aanrecht blijkt te wonen te voeren, dus het gehalte dierenliefhebbers is hier gelukkig groot genoeg, dus dan kan ik wel met een gerust hart Poekie af en toe wat toe schuiven. Het beestje is mager, klein en heel jong. Zijn moeder zal hem wel verstoten hebben, wil ik in het meest gunstige geval bedenken. Maar hij is lief, hij miauwt en ik aai hem over zijn magere koppie. Zodra ik hem aanraak begint hij heftig te spinnen. Dit beestje wil, bij gebrek aan, niets liever dan heel veel aandacht, maar ik durf hem niet op te pakken, en dan vooral omdat hij ongetwijfeld onder de vlooien zit. ‘jij bent mijn Poekie’ fluister ik hem toe, en van genot kroelt hij op zijn rug door het droge gras zodat ik zijn buikje kan/moet kroelen. Poekie is een naam die ik van een oud tante heb overgenomen. Ze kon moeilijk namen onthouden, en noemde ieder dier wat ze kende, of niet kende, steevast Poekie. Niemand probeerde haar nog de echte naam bij te leren, en dat alles in haar wereld gewoon Poekie heette accepteerde iedereen gewoon als een aangenomen feit.
In de namiddag besluiten we om ons toch maar even aan de buitenwereld te tonen, en tuigen we ons op om richting Cortona te vertrekken, en daarna boodschappen te doen voor onze voor vanavond geplande BBQ. Volgens het gastenboek doet de BBQ het erg goed, dus dat gaan we maar eens even uitproberen. Aangezien we pas rond een uur of vijf de Piazza della Republica opslenteren is het gehalte toeristen al enigszins geslonken, en komen de Cortonezen opgedoft voor de avond achter hun luiken vandaan. We lopen de eerste twee terrassen voorbij en lopen rechtstreeks naar ons vaste terras in de via Nazionale, de ideale tribune om de passeggiata van het dorp te kunnen volgen.
We bestellen bij de altijd langzame, onoplettende maar vriendelijke ober en babbelen wat over onbenullige onderwerpen. We raden feilloos waar de voorbij struinende toeristen vandaan komen.
Het type toerist wat in Toscane op vakantie gaat is over het algemeen een van het rustige soort. Zonder veel geschreeuw, croc’s, dikke buiken en tatoeages. De vakantieganger hier slentert rustig mee met de lokale bevolking, al haal je de enigszins houterige motoriek van de Nederlander er op een of andere manier altijd gelijk uit.
Alleen in Cortona lijkt de Italiaan te worden overtroffen door het lompe gedrag van de Amerikaan.
Zijn de Italianen goed om hun gesprek te laten lijken op een theaterspel waarbij ze de overvloed aan woorden combineren met handen- en voetenwerk, de Amerikaan zet zijn spreektechniek en zijn aanwezigheid neer met dezelfde gratie en eenvoud als de auto’s die ze produceren: ze banjeren met grove vervuiling totaal niet op hun plaats zijnd dwars over je heen, waarbij je gedwongen wordt om je eigen gesprek te stoppen en te luisteren naar dat van hun omdat je je anders niet kunt concentreren op je eigen woorden. Amerikanen gedragen zich eigenlijk zoals de Harley Davidson rijder dat doet in een aflevering van Southpark waarbij de mensen heerlijk op een terras genieten van de lunch en de zon, en een groep Harley Davidson rijders met veel kabaal langs komt banjeren waardoor het hele terras stil valt.
De grote hoeveelheid Amerikanen die hier sinds het verschijnen van het boek van Francis Mayes massaal lijken te zijn neergestreken, en Cortona als een soort campus van Toscane gebruiken, zitten uitgebreid op de terrassen te blaten alsof ze op de brede avenues van New York staan in plaats van in de smalle Etruskische steegjes van een Toscaans dorp.
Japanners zijn weer anders, dat zijn echt karakterpoppetjes. Ze TjingTjangTjongen met acht camera’s om hun nek en 9 videocamera’s aan hun arm (overdrijven is ook een vak) door de steegjes en fotograferen alles wat ze tegen komen. Opvallend is dat ze altijd feilloos de net niet interessante dingen staan te fotograferen. Hoe vooruitstrevend ze ook zijn met hun technologie, ze staan doodstil voor de camera alsof het een exemplaar is uit het fotografiemuseum.
Cortona is mooi, en het is overbodig om dat nog te zeggen. Het dorp sluit als een warme deken om je heen, en ik kan me dan ook niet zo snel voor de geest halen waar ik me, behalve in mijn eigen huis, zo enorm thuis voel als op het terras waar we nu zitten.

We genieten een tijdje van de mensen die langs slenteren, en van het gebabbel op het terras. We genieten van de warme lucht die in het dorp hangt, en van de avondzon die schuin door de via Nazionale valt. We genieten van de zwaluwen die zweven over de daken van de stad, en van de groepjes Cortonezen die ongestoord midden op straat staan te babbelen met elkaar, terwijl de stroom voorbijgangers er als een lavastroom omheen glijd.
Dan wordt het tijd om op te staan, en boodschappen te doen. De BBQ moet geregeld worden! We rekenen af, en staan op om via de Piazza Dell Republica weer naar de parkeerplaats te lopen. In de Via Gueffa manoeuvreert een vrouw achterstevoren naar bovenrijden haar Innocente de garage in. We staan vol verbazing te kijken hoe ze dat moeiteloos voor elkaar krijgt. Zwaar respect voor deze vrouw, want ik zou mijn auto van ellende beneden laten staan, en iedere dag naar boven lopen. Al kan ik me ook voorstellen dat alles wend, en ik na veel oefening tot dezelfde manoeuvre zou kunnen komen. Beneden stappen we in de auto, en klappen direct de kap open. We zigzaggen met de wind in onze haren de weg af richting Camucia en verbazen ons er over hoeveel wielrenners naar boven fietsen. Zwaar verpakt in lycra en getooid met hele professionele aerodynamische helmpjes trotseren ze de route richting Cortona. ‘Naar beneden zou ik nog wel leuk vinden’, zeg ik tegen Tup die een nieuwe CD in het dashboard drukt.
Bij de Coöp doen we zwaar boodschappen, en naast veel te veel vlees kopen we van alles eigenlijk veel te veel. We zijn zo enthousiast dat we gaan BBQ-en dat we er helemaal niet aan denken dat we maar met z’n tweeën zijn, en dus niet de hele berg hebben uitgenodigd. De hele supermarkt is druk, iedereen lijkt te hamsteren om zich vervolgens weer op te sluiten op zijn berg, maar op de huishoudafdeling is het opvallend rustig. Een oud dametje staat bij de citruskaarsen een kaars uit te zoeken, en wij gooien er ook maar een voor de zekerheid bij, wetend dat we vanavond toch wel enorm geprikt gaan worden. Verder staat er alleen een winkelmedewerker enorm belangrijk te doen met papieren en voorraadbeheer enzo. Als ik zie hoe hij te werk gaat, ben ik blij dat hij deze werkzaamheden niet bij ons in de zaak doet. We proppen een zak houtskool bovenop onze boodschappen en duwen onze kar weer de drukte van de foodafdelingen in. Als we al dachten dat wij een volle kar hadden, dan komen we bedrogen uit. Een stel Engelsen, twee vuurrood verbrande koppeltjes, lopen met twee propvolle karren langs als we onze groente staan te wegen. Vleespakketten schommelen bovenop de berg boodschappen, en geven duidelijk aan dat ook bij hun de BBQ vanavond op het programma staat. Sip staan we te kijken dat wij niet zo enorm professioneel zijn. Waarom zijn we dan ook met z’n tweeën. Even denken we er aan om ook een tweede karretje te kopen en die vol te stouwen, maar dat zou nergens op slaan natuurlijk, en we slenteren richting de wijnafdeling. Als we eindelijk denken helemaal compleet te zijn, en alle gangen twintig keer opnieuw hebben afgelopen, sluiten we aan bij de lange rijen die bij de kassa staan. Op eens valt me de grote hoeveelheid waterflessen op die door iedereen worden ingeslagen. Nu weet ik wat er aan de hand is! Het water is morgen afgesloten, ik vond het al zo gek dat ik zo moest zoeken naar de flessen Naturale. We besluiten om zelf ook maar een aantal pakketten extra water mee te nemen, en duwen onze kar opnieuw door de drukte richting de waterafdeling.
Gerustgesteld over morgen, en met een overvolle achterbank wapperen we door de val de Chiana richting val de Pierle. De BBQ kan beginnen!
Poekie zit ons al op te wachten als we thuis komen. Tup negeert hem zoals gewoonlijk en survivalt met de eerste overvolle plastic zakken richting de veranda, vooral om te voorkomen dat de zwaar doorgehangen handvaten niet knappen, en zo de boodschappen in de tuin zouden rollen. Ik sluit het hek af met het hangslot, en trek ook een aantal zakken over de kap uit de auto. ‘Hoi Poekie, ben je er weer?’. Poekie kijkt me indringend aan en miauwt hard. Ik weet niet of ze kwaad is omdat we weg zijn geweest, of omdat ze ordinair schooiert, maar ook ik negeer haar maar even en schommel met het overgewicht naar de keuken. Tup kruist me, en trekt de pakketten water uit de auto, en stapelt ze op onder de oude tafel die onder de veranda tegen de muur staat. Een paar flessen trekt hij uit de verpakking en gooit die in de koelkast. Al pratend proppen we de koelkast vol met de boodschappen. Poekie komt voorzichtig om het hoekje kijken. Tup gaat door alsof de kat lucht is, en ik reageer niet om een discussie te voorkomen. Dan springt Poekie naar binnen, en gaat doodleuk voor de koelkast zitten. Tup laat geërgerd de Toscaanse worstjes zakken. ‘zie je nou wel, daar heb je het al, die kat moet er uit’. Ik pak Poekie op, en zodra ik dat doe begint het beestje gelijk te spinnen. Hij vindt het allemaal even geweldig. Voor de vorm zet ik hem voor het huis over het hek heen, wetende dat hij over twee minuten toch weer gewoon onder de veranda zit.’Lieverd, je mag hier best komen, maar je moet niet gaan lopen schooieren, je weet dat Ome Tup daar niet tegen kan’, dicteer ik Poekie, die al helemaal niet meer met mij bezig is, maar al langs de omheining loopt, naar waarschijnlijk een opening die hij al langer kent dan vandaag.
Tup is ondertussen al begonnen met de BBQ uit de schuur te sjouwen, en naast de veranda te plaatsen. Ik loop via de zijdeur de keuken weer in, en begin de salade klaar te maken, trek alle attributen uit de koelkast die hier voor nodig zijn, en stal ze uit waarbij ik er achter kom dat het waarschijnlijk een salade wordt voor 17 personen. Driftig begin ik te snijden, te malen en te hakken en voel me een volleerde kok, of toch in ieder geval een tweede Francis Mayes. Tup heeft zijn plekje al gevonden, en is als een volleerd BBQ-er de kolen aan het opstoken zodat het eerste vlees op de gril kan. Ondertussen sjouw ik de keuken in en uit met schaaltjes, borden, glazen en bestek.’Ik heb trouwens ook ontdekt waar de andere schakelaar voor de tuinverlichting zit’, zegt Tup. ‘waar zat die dan?’. ‘in de schuur achter de BBQ, hoe kon het ook anders’. Bij onze aankomst demonstreerde Franco, de huiseigenaar, trots zijn pas aangelegde tuinverlichting, de bolletjes die langs de borders door de hele tuin staan, en zo enorm thuis horen in dit soort tuinen. Tijdens onze eerste avond wilden we deze verlichting aan doen, en de zoektocht naar de schakelaars begon. Waar zat die ook al weer, en we reconstrueerden de uitleg van Franco. Binnen konden we alle knoppen wel vinden, en de ganglampen boven gingen aan en uit. Ook in de woonkamer ontdekten we alle schakelaars, en zelfs de lamp onder de veranda konden we vinden. De tuin bleef donker, op wat vuurvliegjes na dan. Ook aan de buitenkant van het huis konden we niets terug vinden, en we lieten het er maar bij. We zouden het overdag wel opnieuw proberen. Geërgerd omdat we het niet voor elkaar kregen begon ik op een gegeven moment toch maar weer aan de zoektocht. Achter de luiken van de zijdeur van de keuken vond ik eindelijk de schakelaars laag bij de grond, verpakt achter waterdicht doorzichtig rubber. Ik drukte de knoppen in, en de tuin baadde in een idyllisch sfeerbeeld. Tup kwam enthousiast om de hoek springen. Hoe krijg je dat voor elkaar? ‘Gewoon logisch nadenken’ pochte ik gespeeld bijdehand, en we liepen door de tuin om van de verlichting te genieten. Al snel kwamen we er achter dat de andere helft van de tuin nog steeds in het donker lag, en dat er dus nog een knop moest zijn. ‘Doe dat nog eens een keer van dat logisch nadenken?’. Al tastend langs de muren kwamen we van alles tegen wat kon springen, vliegen en eventueel bijten maar geen andere schakelaars. En dus lieten we het er maar bij.
Nu was dus onze tuinverlichting voor vanavond compleet, en we hadden er zin in.
De grootste warmte van de dag was wel weg, en de zon zakte langzaam achter de heuvels. De Orvieto Classico was koud, en de eerste vleesspiesen lagen te sissen op de BBQ. Wat kon er mis gaan?
Zowel wij als de spiesen worden verrast door de plotselinge vlammen die uit de bak opslaan, en we beginnen gelijk met redderen. De worstjes die op de spiesen zitten zijn zo enorm vet dat het er als een gek uitloopt en vlam vat in de hete kolen. Al snel hebben we alles weer onder controle, en kan onze BBQ ongestoord doorgaan.
Aan het einde van de avond liggen we tonnetje rond, opgeblazen en volgevreten naast de BBQ. We hebben bijna geen kracht meer om op te staan, maar omdat we gek worden van de muggen vluchten we op een gegeven moment naar binnen en zetten in de keuken Espresso. We laten de tuin donker om te voorkomen dat er nog meer muggen komen, en vluchten naar het balkon om te gaan genieten van de sterrenhemel. Met de ligstoelen in de achterste stand wijzen we elkaar de sterrenbeelden aan die we herkennen in de kraakheldere sterrenhemel. Naast de conventionele sterrenbeelden hebben we er op vorige avonden na enkele flessen wijn wat extra sterrenbeelden bij gevonden. Zo is er na de steelpan nu ook een snelkookpan, een wok en een percolator. ook deze vinden we vanavond direct terug, en we vinden dat we er maar eens officieel melding van moeten gaan maken. verder proberen we elkaar ook te wijzen op de vallende sterren, maar omdat die er niet zo vaak zijn als we zouden willen wijzen we maar de langzaam voortbewegende lichtjes aan als ‘langzaam vallende sterren’, wetende dat het vliegtuigen zijn. Vele muggenbulten rijker, en in een roes van de vele wijn rol ik even later mijn bed in. Tup staat zich beneden nog hevig in te spuiten met anti mug, iets wat ik dom genoeg vergeten ben om te doen, maar ik ben er te moe voor, en laat het maar zo. De krekels gaan buiten onvermoeibaar door, en ik zak langzaam weg. Het is genoeg geweest voor vandaag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten