‘Hoe kun je nu niet verliefd worden op een land dat chaos tot een structuur heeft weten te maken?

maandag 27 juni 2011

Il Moro - Montalla

Het huis bij Cortona heeft zoals veel boerenwoningen in Italië het leefgedeelte op de eerste verdieping, die je betreedt via een stenen trap die uitkomt op de veranda. Oorspronkelijk zaten op de begane grond de stallen. Tegenwoordig worden de ruimtes vooral gebruikt als opslag, of als uitbreiding van de woning. In geval van dit huis is het een in onbruik geraakte aaneensluiting van duistere vertrekken die slechts nog schaars daglicht opvangen door half dichtgegroeide raampjes. Dichtgegroeid door groen, vuil en spinnenwebben. Vooral veel spinnenwebben. Een van de ruimtes mist al jaren zijn houten deuren, en hebben wij gebombardeerd tot garage. De al aardig onder het Toscaanse zand zittende auto staat al een paar dagen in deze koele ruimte, veilig uit de genadeloze zon. We weten niet of het een officiële garage is, maar voor ons heiligt zeker in dit geval het doel de middelen. Ik heb wel eens om het hoekje een van de ruimtes in staan gluren, maar tot meer dan dat is het eigenlijk nooit gekomen. Bang om ladingen dode en levende spinnen over me heen te krijgen, en te struikelen over oude verdwaalde attributen om vervolgens met mijn gezicht vol op de vuile grond te belanden heeft me altijd tegen gehouden om deze onbekende ruimtes te verkennen. Vanmorgen heb ik mijn lefslippers aangetrokken en won mijn nieuwsgierigheid het van de twijfel. Mijn speurtocht begin ik dan ook in de garage, het doorgebouwde gedeelte naast het oorspronkelijke huis.



Naast de stoffige auto liggen stapels met balken, klaar om bij de eerst volgende restauratie te worden gebruikt. Wanneer die is, is blijkbaar al jaren onbekend. De balken zijn overwoekerd door stof en door vele lagen spinnenwebben, die als jaarringen over elkaar heen zijn gesponnen. De balken zullen hier voorlopig nog wel blijven liggen. Bij de voorband van de auto ligt een lekke voetbal al jaren enorm lek te zijn, en op de balken lag een overblijfsel van wat ooit een mooie grote parasol moet zijn geweest. De auto is stoffig, en begint zich al aardig thuis te voelen in deze omgeving. Ik loop om de auto heen en voel de naar binnen vallende zon op mijn armen branden. Nu weet ik weer waarom ik even uit de zon ben gevlucht, en deze koele onbekende ruimtes heb opgezocht.
Een grote opening geeft doorgang tot de volgende ruimte. Spinnen hebben al aardig hun best gedaan om de ingang kleiner te maken dan oorspronkelijk de bedoeling was. Voorzichtig kijk ik om de hoek, de verlichting die ik van achter me krijg inclusief de schaarse verlichting die nog weet door te dringen door het enige stoffige raampje dat de ruimte rijk is, geven mij een kijk op eigenlijk niets. De ruimte is lager gelegen dan de garage en ik doe een stap naar beneden, maar niet denkend aan wat er allemaal eventueel aan mijn lichaam vast hangt of er op kan vallen. Geen tegels op de vloer, geen gestort cement, niet eens planken. Nog gewoon een oorspronkelijke zandvloer. In het midden ligt een vertrapte ligstoel, en verder liggen er her en der lege plastic waterflessen. En dat is dan het volledige interieur.
Enigszins teleurgesteld steek ik voorzichtig over naar de recht tegenover gelegen volgende deuropening. Spiedend naar het plafond naar zeldzame diersoorten die zijn geëvolueerd om niets anders te doen dan toeristen te terroriseren. Een soort natuurlijke buffer die er voor moet zorgen dat niet iedere malloot hier een krot opkoopt en ombouwt tot een ‘authentieke’ woning. Misschien hangen er zelfs wel vleermuizen aan het plafond, weet ik veel. Ik stap weer een tree naar boven, en sta gelijk in de volgende ruimte die een royale wijnkelder blijkt te zijn. Nou ja zeg, dit ga je niet menen. In ons eigen huis zit al jaren een authentieke wijnkelder verstopt inclusief een volledige druivenpers installatie die olijk midden in de ruimte enorm niet gebruikt staat te zijn, doodzonde. Ik klop de eerste webslierten uit mijn haar en van mijn armen en tel de grote hoeveelheid mandflessen die uitgestald staan in de ruimte. Elke mandfles is minimaal goed voor 30 liter wijn, dus we kunnen hier een aardig feestje gaan geven.
Een kleine kurkmachine staat in een hoek onder het stof te vergaan, op het hout zit een metalen plaatje geschroefd. Op het plaatje staat een serie nummer gegraveerd, er onder staat ‘Umbrië’ Dit ding is geld waard, inpakken en direct naar een antiekhandelaar rijden! Achter de stapel mandflessen staat een grote destilleermachine. Ongelofelijk, een middagje schoonmaken en we kunnen direct aan de slag met onze eigen wijnhandel. Nu alleen nog een wijngaard regelen, dat zou wel zo handig zijn.
Onder het miezerige stalraampje staat een oud stoeltje met een kapotte zitting. Waarom zo’n ding bewaard wordt vraag ik me af, maar misschien dat de eigenaren van dit huis het idee hebben hem ooit opnieuw te laten voorzien van een gevlochten zitting. Twee grote deuren gaan mij hopelijk het broodnodige daglicht verschaffen, en ik ruk aan de grendel. Langzaam komt het hele gevaarte krakend in beweging, en het felle zonlicht zoekt direct een weg door de beschikbaar komende ruimte tussen de twee deuren. Beide deuren duw ik langzaam helemaal open. Het zonlicht rolt royaal over de apparatuur heen die in jaren geen licht meer hebben gevoeld en gezien. Naast een van de deuren staat nog een verlaten stoeltje wankel op zijn poten, een lege wijnfles ligt er op zijn kant naast. Aan het plafond ontwaar ik een lichtpeertje, en naast de deur ontdek ik de bijbehorende schakelaar. Zonder verwachtingspatroon klik ik de schakelaar omhoog, en minder idyllisch dan ik had gedacht springt het lampje direct aan. Direct met de stroom ratelen de eerste data door mijn hoofd wanneer wij een wijnproeferij voor onze buren gaan organiseren. Wat een geweldige toevoeging aan dit heerlijke vakantiehuis. Dat we volgende week al weer verder trekken naar de volgende woning daar denk ik nog maar even niet aan.

Om het hele tafereel goed in me op te kunnen nemen loop ik naar buiten, en van een afstand sta ik naar een live ansichtkaart te kijken. Dit wil je gewoon zien als toerist in je eigen gehuurde stukje Toscane. Langs de toog van de veranda hangt de bougainville royaal over de randen heen. Klimrozen groeien richting de dakrand. De bloembakken op de rand van de veranda geven een minimaal doorkijkje op de achtergelegen eettafel. Onder de veranda staat een oude gammele bank, houtworm is al jaren bezig om de arme ziel door zijn poten te krijgen. Achter de opengeslagen deuren van de herontdekte ruimte staat een complete wijninstallatie te gloeien in de naar binnen vallende middagzon. De verzameling lege wijnmanden versterken het pittoreske beeld. Met enige zelfvoldoening loop ik weer naar binnen.
De volgende ruimte wordt pas echt leuk. De deur ontbreekt dus ik had al wat blikken naar binnen geworpen. Hier wordt alles opgeslagen wat niet wordt gebruikt, of binnenkort gebruikt gaat worden door de familie Fontelunga, de verhuurders van het huis, en bezitters van menig boerenhoeve in de val di Chiana.
Ik duw mezelf geheel murw geworden van al het vuil door een gordijn van webben en zie in een oogopslag al een paar dingen die ik zo wel zou willen inladen en mee zou willen nemen naar huis. Stapels met bankjes vullen een groot gedeelte van het huis, geschikt om een heel dorpsfeest te voorzien van een zitplek. Geen idee wat ze er allemaal mee moeten, maar het beeld van een wijnfeest onder de met lampions gevulde bomen in de tuin komt weer boven drijven. Verder staan er enkele bureautjes en kaptafels over elkaar heen gestapeld. De overgebleven holtes zijn opgevuld met alleen maar bureaustoeltjes. Hier geen lichtpeertjes aan het plafond. Wel weer een raampje wat perfect en 100% ecologisch is dichtgegroeid in een moeiteloze samenwerking tussen spin en stof. Ik probeer een kaptafeltje te verplaatsen, voorzichtig, niet alleen om alles heel te houden, maar vooral uit een soort van angst, want er kan ik weet niet wat voor schorpioenen een nest aan het uitbroeien zijn onder de tafel. Heeft een schorpioen een nest? Ik weet het niet, maar ik wil daar nu even niet achter komen. Het kaptafeltje is zo’n typisch nietszeggend gevalletje wat je in bijna alle vakantieboerderijen wel tegenkomt. Goed bedoelde folklore die gelijk de toerist in een authentiek atmosfeer moet brengen. Het stelt niet zoveel voor. Het ding is opgebouwd uit geplakt hout, ik schat productie in de jaren ’50. Het blad is van wit plastic, in het midden zit een ingebouwde wasbak. Al is hij waarschijnlijk niet veel waard, toch zou ik er direct een bod op doen, zij het dat een groot gedeelte van de bagage dan hier moet blijven om het geval inderdaad mee te nemen.
Op een van de hoeken van de bankjes ligt een stapel lijsten. Ik blader door het assortiment, af en toe het vuil van de glasplaten vegend om de afgebeelde tafereeltjes beter te kunnen bekijken. Ook hier geen gouden ontdekking, het zijn nietszeggende exemplaren met inwisselbare afbeeldingen. Nu blijkt wel dat de minst onbeduidende exemplaren boven op onze slaapkamers hangen, en dat de restanten hier opgeslagen liggen, doelloos wachtend op een bestemming die waarschijnlijk niet meer gaat komen. We hadden al staan lachen bij al die niemendalletjes die her en der aan de muren getimmerd hangen, maar deze exemplaren tonen wel aan dat de eigenaren toch hun best hebben gedaan om de juiste selectie te maken. Mijn speurtocht houdt acuut op bij de laatste ruimte die ik probeer te betreden. Deze is zwaar vergrendeld, en de massief houten deur is met geen mogelijkheid in beweging te krijgen. Het lijkt er zelfs op dat iets aan de andere kant er tegenaan duwt.
Ik druk het lichtpeertje in onze wijnhal uit en loop door de openslaande deuren weer naar buiten. De apparatuur mag even heerlijk doorwaaien in de namiddagzon. Daarna zullen de deuren helaas weer dicht moeten om te wachten op een moment die hopelijk ooit weer gaat komen.

Orvieto



Het motto is dit jaar: iets toevoegen. Het voornemen is om om de paar dagen iets te gaan bezichtigen, of iets doen wat we nog niet eerder hebben gedaan. De voorwaarde hieraan is natuurlijk wel dat het van enigerlei betekenis moet zijn, anders hadden we bijvoorbeeld ook een progressie kunnen brengen aan de waterput die zwaar overgroeid achterin de tuin tussen de bramenstruiken staat, maar dat was te gemakkelijk geweest. Vandaag stond dus iets van betekenis op het plan, en dat was Orvieto.
De ochtend bestond uit het lome ritme wat zo snel went. Heerlijk rustig laat ontbijten op de veranda met uizicht op Cortona, dat zo comfortabel ligt uitgestald op de Toscaanse heuvels. De hitte zindert over de zonnebloemvelden die in overvloed aanwezig zijn in de Val di Chiana. De krekels laten duidelijk horen dat ze geen enkel probleem hebben met deze warmte, sterker nog, ze houden er van. In de verte hoor ik de tractor van een van onze buren, en de kerkklok van het dorp laat weten dat het laatste uur van de ochtend is ingegaan. Een bij zoemt door de bougainville, en een wesp is bezig om een ingang te vinden bij de pot abrikozenjam die op tafel staat. Na het ontbijt wentelen we nog even op onze ligstoelen in de zon. Daarna gaan we om de beurten douchen om ons op te maken voor het vertrek naar Orvieto. Waar zijn we mee bezig als toerist! Terwijl de locali zich terugtrekken achter de luiken, gaan wij de straat op. Maar goed, we nemen onze taak als toerist serieus, en met een absurde hitte die brandt op het dak van de auto vertrekken we richting de snelweg. De stenen ratelen tegen de onderkant van onze auto, en de gortdroge zandweg zorgt er voor dat er een enorme stoforkaan achter ons ontstaat.
De vicolo waar we aan zitten bevat veel bochten. Soms zijn ze overzichtelijk, maar meestal niet. Het aankondigen van passeren wordt door de locali en de passanten zeer serieus genomen. Er wordt dan ook te pas en te onpas getoeterd. Neem een Italiaan zijn toeter af en hij is zijn enige communicatiemiddel kwijt wat hij heeft als hij even niet kan tetteren en handenzwaaien. Tetteren en toeteren, als een van die twee niet mogelijk is , is een Italiaan diep ongelukkig. We doen dan ook overtuigd mee met dit fenomeen als we richting Camucia rijden, al zijn we nog niet helemaal geïntegreerd met de juiste timing hiervan.
Orvieto ligt er van alle kanten even schitterend bij, loftuite een van de vele reisgidsen die we mee hebben deze vakantie. Het is dat het silhouet van de Duomo mij bekend voorkomt naar aanleiding van de vele flessen witte wijn die we al uit dit dorp gedronken hadden, anders hadden we het gammel ogende door hellingen bij elkaar gehouden kluitje huizen niet herkend als de plaats Orvieto. We moesten even denken aan het uitzicht op plaatsen zoals Assissi, Montepulciano en ons eigen Cortona. Dat zijn plaatsen die lijken te zijn uitgesmeerd over de heuvels. De aanblik op Orvieto oogt eerder bombastisch, alsof er een zandbak op een bergtop staat waar enkele huisjes in rondspringen.



Langs de weg stond afslag Orvieto, hèhè gelukkig, het was Orvieto. Vanaf de snelweg slingert de weg direct door naar boven. Orvieto lijkt wel het Umbrische broertje van Siena. De rit er naar toe, de aanblik op de stad en de stadsmuren (in dit geval de hellingen) trekken een direct vergelijk. Plotseling doemt in een van de vele bochten de Duomo op. Als een gestrande ark van Noach staat hij achter de steile hellingen midden in het dorp. Italië is goed in het neerzetten van buitenproportionele bouwwerken, en dit is er weer een. De horizontale lagen witte travertijn en blauwgrijs (eerder groen) basalt schitteren in de zon, en geven de Duomo een sterke en duidelijk omlijnde uitstraling.



Bij de volgende bocht is de duomo weer verdwenen, en we zullen hem dan ook pas weer terug zien op de parkeerplaats. Op de eerste parkeerplaats die we tegenkomen is het druk, en vol met opvallend veel campers en Nederlandse nummerborden. Even moet ik weer aan Siena terugdenken, en ik krijg het benauwd.
Tup stuurt de auto door naar boven en volgt de P route richting de 2e parkeerplaats. Deze is overduidelijk veel rustiger, en we kunnen dan ook royaal uitkiezen waar we onze auto gaan parkeren. We zoeken een goede plek in de schaduw, en als we de koele airco ruimte van de auto uitstappen, en de karige schaduw verlaten stappen we direct de zinderende hete werkelijkheid in. Wie z’n idee was het ook al weer om deze vakantie aan toegevoegde waarde te gaan doen?
Boven de huizen torent groots de Duomo uit. Ons richtpunt om in centro alto te komen. We lopen langs een sterk afgeschermd palazzo, naar blijkt een militaire basis, het hoofdkwartier van het 3e regiment lezen we op de borden. De twee grote stenen adelaars met uitgespreide vleugels die aan beide kanten van de toegangspoort staan uitgestald zorgen voor het gebruikelijke machtsvertoon. Een militair op een mountainbike slingert voor de ingang loom van links naar rechts, en zorgt daardoor gelijk voor het tegenovergestelde effect.

Ik heb het nu echt te warm, en wil de schaduw van de steegjes induiken. Al snel komen we in het onoverzichtelijke netwerk van steegjes terecht. Orvieto alto lijkt niet te zijn gebouwd, maar te zijn ontstaan door de eeuwen heen. Het water en de wind lijken de ingangen en de doorgangen te hebben bepaald. Ontelbare smalle doorgangen, tunneltjes en poortjes onder de huizen door.



Het dorp bestaat volledig uit laag over laag gebouwde en gestapelde huizen en doorgangen. Het doolhof geeft een continue kijk op prachtige kruipdoor en sluipdoorgangen die naar boven, naar beneden, naar links en naar rechts lijden. Als de tunneltjes en doorgangen al niet overwoekerd zijn door klimop en bougainville, dan zijn ze wel voorzien van ontelbare bakken met geraniums.
Prachtig, wat een heerlijk in tact gebleven middeleeuws dorpje. Ondanks dat we door de tijd heen immuun moeten zijn geworden van die overdaad aan steegjes vol bloembakken en vers wasgoed in ieder Toscaans dorp wat je bezoekt, staan we toch weer te fotograferen. Orvieto heeft mij te pakken ,en wint van mijn sceptische instelling met 2-1 . Het lukt mij niet om het dorp te scharen onder het 13 in een dozijn gehalte, en het wint mij volledig met zijn eigen authentieke charme. Uit elke porie van ieder gebouw sijpelt geschiedenis, knusheid, warmte en genegenheid en vooral: vita è bella.



De definitieve overwinningsslag komt zodra we de Piazza rond de Duomo op stappen. Aan de zijkant klimmen we via een stenen trapje het plein op. De imposante kathedraal wordt omzoomt door een te pittoresk voor woorden zijnde strook met huisjes. De middeleeuwse huisjes hangen heerlijk tegen elkaar aan te leunen door oudheid en verzakking. Voor de huisjes staan terrassen waar mensen al babbelend zitten te lunchen of uitsluitend zitten uit te puffen, wapperend met hun plattegrond voor hun gezicht. Enkele pandjes zijn overwoekerd door klimop, en de borden van de verschillende enoteca lokken je vrijwel automatisch hun kelders in.
Ik weet niet of het helemaal cultureel en diepzinnig literair verantwoord is, maar ik moet toch even denken aan de strips van Asterix en Obelix. Ieder moment verwacht je uit een van de taveernes een olijke tonnetje ronde dame naar buiten lopen, met boven haar hoofd een grote schaal gegrild everzwijn.
In werkelijkheid zijn het alleen maar buiten hun voegen gegroeide Amerikanen. Verder een enkele Nederlander of Duitser die naïef in de enoteca verkooptrucs stapt, en in de hete zon met de eerste boxen ‘authentieke’ Orvieto classico’s rondloopt.



De Duomo behoort tot een van de grootste kathedralen van Italië, en dat geloof ik direct. Toch moet ik nog 1x zeggen dat het ongeveer hetzelfde lijkt als het paleis op de Dam midden in Klazienaveen neerzetten.
Maar wat een pracht! De horizontale belijning van de travertijn en basalt geven al een knap staaltje Esthetiek weer, maar een blik op de imponerende façade doet je gewoon de mond openvallen, en automatisch naar de dichtstbijzijnde gelegenheid zoeken om even te zitten en met verbazing te staren. En dat doet dan ook iedereen. Het muurtje voor de ingang zit dan ook vol met uitpuffende, starende en fotograferende toeristen. ‘Het lijkt wel de Duomo van Siena’, zegt Tup, en hij probeert hopeloos de gevel helemaal in beeld te krijgen, steeds verder het tegenovergelegen steegje inlopend. En inderdaad is hier dan weer het gelijk getrokken met Siena. Maar er is nu wel een stand van 4-1 voor Orvieto. De kerk is rijkelijk en imposant, en perfect gerestaureerd alsof ze gisteren de laatste bouwdag hebben afgesloten.
De onderste lagen van de kerk bevatten gedetailleerde reliëfs van beeltenissen uit het oude en nieuwe testament. Je dient ze te lezen van links naar rechts, van onder naar boven. Het zal ongetwijfeld, ik vindt ze gewoon prachtig.



Tup doet vanuit het steegje een zoveelste poging om de kathedraal er helemaal op te krijgen, en ik sta bij een enotheek naar de etiketten van een schamel rijtje verkleurde lege wijnflessen te kijken die zijn uitgestald in een gammel en verroest rekje wat aan de muur is bevestigd.
Orvieto krijgt veel kritiek vanuit de kant van de wijnkenners. En ik snap niet waarom deze kritiek vaak ook nog eens gegrond is. De omgeving met zijn vele wijngaarden heeft echt werkelijk alles mee om een top product te leveren. De vele zon uren, de ligging van de glooiende hellingen, de bodemgesteldheid. Je moet wel heel erg je best doen om hier een verkeerde wijn te maken, zei een wijnkenner een keer over de wijngebieden rond Montalcino. En die stelling zou dus ook hier eigenlijk moeten gelden. Toch lukt het maar een enkeling, waaronder Antinori (die zich met veel liefde op deze omgeving heeft gericht), om een goede Orvieto classico van belang te produceren. Maar de meerderheid van de wijnen die hier vandaan komt is vooralsnog algemeen, nietszeggend en heeft weinig karakter.



Geen wijn dus uit Orvieto deze keer, en voor Antinori hebben wij ons eigen adresje waar wij sowieso al met regelmaat de Orvieto classico uit de rekken trekken.
De deuren van de Duomo gaan open, en de eerste mensen maken aanstalten om naar binnen te gaan. De mensen die op het muurtje staan geven nu ook hun plek op, blijkbaar was hier het wachten op, en wij steken ook maar de Piazza over richting de ingang. Links en rechts zoeken auto’s hun weg door de toeristen. Heel vreemd dat de stadskern van een stad als deze niet is afgesloten voor het verkeer zoals bijna alle dorpen in Toscane. Het lijkt me een van de laatste steden waar dit niet het geval is. In ieder smal steegje zie je wel de groene verkeersbordjes bevestigd aan de muur met een verwijzing naar de A1. Ik kan me niet voorstellen dat dit over een paar jaar ook nog zo is.

Een Engelsman springt aan de kant om een toeristen negerende Orvieto langs te laten, en wij lopen achter hem aan de Duomo in.
De imposante ruimte is een verademing, al was het maar omdat kerken altijd heerlijk koel zijn, en een perfect toevluchtsoord vormen voor de oververhitte toerist. De kerk is volledig leeg, en de trek zit hem dan ook vooral richting het altaar helemaal voorin de kerk. Wij dwalen een beetje rond, maar uit nieuwsgierigheid hunkeren wij al snel naar het ontdekken van de rest van het dorp.
Als we de Duomo weer uit zijn, duiken we het doolhof in, en slaan af en toe willekeurig links en rechts af, om bewust proberen te verdwalen.
Het stikt hier van de enoteca, winkeltjes met ‘original umbria specialties’ en potterettes. Heel Orvieto is klaar voor het massatoerisme, alleen is het massatoerisme (gelukkig) nog niet helemaal klaar voor Orvieto. Op de Piazza en de direct aangrenzende steegjes na, is het opvallend rustig in het gangenstelsel van het dorp. Het biedt dan ook de mogelijkheid om tijden lang door te verdwalen zonder ook maar 1x Amerikaans geblaat te horen, of het gemompel van de ook altijd overal aanwezige Nederlanders. Ik snap dan ook vooral niet waar al die Nederlandse kentekenplaten gebleven zijn die op de eerste parkeerplaats beneden zo royaal aanwezig zijn.

Bij de San Giovenale is een subliem uitkijkpunt over de omgeving, en we dromen weg in het landschap, staren over de glooiende heuvels en sluiten onze ogen voor de zon. Twee bagpackers zitten te lezen tegen de stadsmuur aan, wij hangen over de rand en turen naar beneden.



Een groepje toeristen sjokt de trap af naar beneden, verder alleen maar het geluid van de vogels en de wind. Een vlaag waait in mijn gezicht, ik sta hier levend te verbranden. Nog heel even wil ik blijven staan, geluk komt in momenten. Daarna lopen we terug het doolhof weer in.
We komen uit op het Piazza della Republica. Hier komen we de eerste toeristen in meervoudsvorm weer tegen. Er valt hier waarschijnlijk weer iets te zien volgens het boekje. Thuis lees ik later dat de 12 kantige campanile waar we naar stonden te staren, behoort bij de Sant’Andrea. Leuk. En we sjokken door naar beneden. Bij toeval komen we uit bij de Pozzo di San Patrizio. Een genieuze waterput die je kunt bezichtigen. We lopen naar binnen en horen een belletje rinkelen.
Ergens achter hoor ik het gekwetter van twee (of zijn het drie?) dames, maar niemand lijkt aanstalten te maken om ons te voorzien van de nodige toegangskaartjes. Ik zie verder ook geen andere toeristen, er loopt hier zelfs helemaal niemand langs. Eerlijk gezegd hebben we ook helemaal geen zin om door een opnieuw opengelegd doolhof met uitgestalde waterurnen te lopen om vervolgens een put te bekijken, en we lopen weer naar buiten. Toeristisch gezien gaat er iets niet goed hier, maar dat heeft ook gelijk wel weer zijn charme.



Orvieto ligt op een plateau en iedere uithoek van deze plaats biedt dan ook een geweldig uitzicht over de heuvels van Umbrië,maar als we de hoofdwinkelstraat (die alleen maar enoteca, caffe’s, potterettes en nog meer potterettes lijkt te bezitten) uitlopen en via een parkje uitkomen bij weer zo’n uitkijkpunt is het dan toch ineenkeer nog 4-2. Orvieto heeft mij volledig gewonnen, hoe kan dat ook anders. Maar het Umbrische uitzicht op nieuwbouw wijken en industrie is dan toch nog een van de weinige minpuntjes, en een kleine smet op dit historische dorp.
Daar waar heel Toscane een beschermd gebied is, en het dus tot de einder der dagen verboden is om ooit dit soort bouw neer te kwakken, heeft Umbrië wel dat meer vrije bestemmingsplan. Dit mankement moet de provincie zo snel mogelijk zien weg te werken om in de toekomst dit soort wanbouw uit de weg te werken. Alleen op deze manier kunnen ze er voor zorgen dat ook deze streek voor altijd adembenemend en onaantastbaar mooi blijft. Pas dan heeft Toscane er een geduchte concurrent bij. Zolang dit niet het geval is blijft Umbrië nog altijd het ruige onopgevoede broertje, de tomboy van de twee. Ach, Toscane heeft een toeristenplaag, en Umbrië dus een bouwplaag. Laten we het er op houden dat de streken beiden ondraaglijk mooi zijn, en dus is het 1-1 voor beide provincies, al is de schoonheid van de toeristische onbedorvenheid in Umbrië stiekem wel heel erg heerlijk.

Markt in Cortona

De markt op zaterdagmorgen in Cortona is altijd een locale happening die zijn weerga niet kent. Althans, zo lijkt het.
Als we ’s morgens om 9 uur de auto de parkeerplaats bij de hoofdpoort opdraaien is het al aardig zoeken naar een parkeerplekje. Toeristen zijn zich aan het uitchecken, en sjouwen hun bagage terug naar de auto, de bus of de taxi. Op zaterdag is de wisseling van de wacht, en voor deze toeristen zit de vakantie er weer op. Vanmiddag komt er een nieuwe lading. Van dit alles trekt de autonome bevolking, die zich ook op de parkeerplaats verzameld, zich niets aan. Als een soort tweede laag in de werkelijkheid beweegt deze groepering zich al pratend en gebarend in de tegenovergestelde richting de poort door naar boven.
We weten onze auto met moeite tussen een stoffige witte panda en een uit de kluiten gewassen boomwortel te proppen, en vervolgens lopen ook wij druk pratend en vol verwachting richting de markt naar boven. Het is deze vakantie onze eerste zaterdagmorgen markt. De laatste is al weer ruim een jaar geleden, dus we zijn zo opgelaten als een stel kleine kinderen voor de ingang van Disneyland Parijs.
Direct na de poort gaan de luiken van de eerste potterettes al weer open. Het schildersatelier opent ook al de luiken, en de vrouwelijke eigenaren praten onophoudelijk tegen elkaar door terwijl ze perfect simultaan hun koopwaar beginnen uit te stallen en op te hangen. Achter in het atelier knippert iemand anders de verlichting aan, en terwijl nog meer toeristen volgepakt voor de laatste keer de poort door lopen, beginnen wij onze klim naar boven.
In de steile vicolo draait een auto zich uit een van de onmogelijk bereikbare garages, en duwt de naar boven lopende locali, en de naar beneden lopende toeristen tegen de muur om vervolgens naar beneden te rollen. De stokoude, door hele generaties houtworm aangetaste houten deuren sluiten hydraulisch. Niets wijst er meer op dat hier zojuist iemand een knap staaltje manoeuvreer techniek heeft laten zien.
In de Vicolo il moro staat een krom getrokken oud vrouwtje driftig haar stoep te boenen. Straks komen we haar waarschijnlijk tegen bij de groentehal of de kaasboer. Boven horen we al de fluitjes van de politieagenten. Met een extra zware bezetting zijn ze altijd aanwezig tijdens de markt om de hordes mensen en de grote stromen auto’s in goede banen te kunnen lijden. Althans, dat beeld hebben ze zelf.
Het is nog aardig rustig op de Piazza della Repubblica. Er staan 5 politieagenten, en enkele dametjes lopen nog met een vestje omgeslagen heen en weer te slenteren en te discussiëren. Ze maken voorlopig nog geen aanstalten om richting de markt te gaan.



Daarnaast verzamelen de eerste oude mannetjes zich al op de bankjes voor de Spar en de Immobilare, maar met verder een drietal Amerikaanse Francis Mayes fans heb je het wel gehad.



We lopen om het hek heen dat het verkeer moet tegenhouden , en lopen langs de trap van het oude gemeentehuis richting de Sandy Bar. De bar vormt een strategisch uitzicht op de Piazza Signorelli, de place to be op zaterdagmorgen.
Ook de enkele auto die van bovenaf de Piazza opduikt rijdt stoïcijns om het hek heen, om vervolgens gewoon door te tuffen. De agenten letten er niet eens op. Verspreid over de Piazza staan ze te beppen tegen de locali. Als het fluitje al gebruikt wordt is het misplaatst machtsvertoon dat volledig genegeerd wordt, of er wordt gefloten tegen een passerende 4x4 Panda met een bekende achter het stuur die ook gewoon het hek negeert.
Binnen in het barretje bestellen we onze cappuccino met enkele brioches, een vast ritueel, en lopen naar buiten om een plekje in te nemen op het kleine terrasje waar enkele tafeltjes een perfect uitkijkpunt vormen op een live theater dat zijn weergave niet kent.
De marktkooplui op de piazza Signorelli zijn nog druk in de weer met het uitklappen van hun karren en koopwaar. Enkele mensen snuffelen al voorzichtig tussen de spullen. Met lange haken worden de bloemetjesjurken en de heren pyjama’s aan de luifels gehangen. De omgekeerde paraplu’s worden volgegooid met de koopjes van de dag.
Tup neemt plaats op het meest strategische punt direct naast de ingang van de bar, om zo het hele tafereel goed te kunnen volgen. Ik stap terug naar binnen om de sleutel van het toilet te vragen. Een halve boomstam als sleutelhanger moet er voor zorgen dat de sleutel blijkbaar niet kwijt raakt, of niet meegenomen wordt.



Binnen staan de dames in afwachting van de gereedkomende kramen aan de bar hun cappuccino te drinken. Ze staan tegen elkaar, en tegen de dame achter de bar te praten. Een druk gebarende en gesticulerende man op een stoeltje langs de muur mengt zich ogenschijnlijk ongevraagd in het gesprek, en doet moeiteloos mee met de discussie, zonder in te calculeren of men nu wel of niet naar hem luistert.
He, heerlijk dit. Dit heb ik nu een jaar lang moeten missen.
Als ik de sleutel van het toilet inlever en alvast een tweede ronde cappuccino’s bestel, komt Carmen binnen. Een locale beroemdheid (althans dat hebben wij er door de jaren heen van gemaakt). Bijna wil ik haar begroeten als een oude bekende, alleen kent ze mij niet. Sterker nog, ze neemt me niet eens waar. Ze besteld direct een cappuccino en een brioche. Vervolgens mengt ze zich moeiteloos in de aan de gang zijnde discussie. Al snel lijkt het op een wedstrijdje heftig armzwaaien.
Ik loop met de man van de vrouw achter de bar mee naar buiten. Terwijl hij onze bestelling neer zet, houdt Tup me op de hoogte van hetgeen ik nu al allemaal heb moeten missen.
Langzaam lekt een parade van inheemse dames met vestjes en oude mannetjes de Piazza over, en begint de stroom zich als een al eeuwenlang uitgevoerd ballet moeiteloos tussen de overvolle kramen door te bewegen. Op de hoek van de Sandy bar klampen verschillende dametjes en heertjes zich aan elkaar vast om de laatste nieuwtjes uit te wisselen. Bij een van de kramen voor ons wordt al heftig onderhandeld over de prijs van een polo.
Met beleid strooi ik de suiker in mijn tweede cappuccino, en geniet. De eerste heb ik snel achterover geslagen, maar van deze ga ik extra genieten. Het feest kan beginnen, en al roerend door het dikke schuim zak ik achterover in mijn stoel.
3 dametjes staan midden op straat overduidelijk een lokaal schandaal uit te wisselen. Een van de dametjes verteld het verhaal. Opperhoofd-vestje, de belangrijkste in de rangorde van de vestjes, staat met haar handen op haar rug rustig het verhaal al beamend aan te horen. Ze blijft daarnaast om zich heen kijken, om maar niets te hoeven missen van wat er allemaal gebeurt. Als de roddel volledig is uitgewisseld gaan de dames al Ciao’end net zo snel uit elkaar als dat ze bij elkaar zijn gekomen. Opperhoofd-vestje praat feilloos door met de volgende lokale bewoner die langs slentert, een man die al wel met overvolle tassen loopt.
Ook de omliggende winkeltjes worden opengeklapt, en alle koopwaar wordt geroutineerd op straat uitgestald of aan de muur gehangen. Naast mij loopt de dame die zojuist de polo voor een scherpe prijs heeft weten te bemachtigen al pratend tussen de andere tafeltjes door. Ze draait zich plotseling verontwaardigend om, en vraagt zich hardop af waarom haar man niet automatisch achter haar aan loopt, laat staan waarom hij niet luistert. Ze gebaart druk naar haar man, die midden in de loop rustig staat te praten met een ander mannetje. Hij klopt rustig op de arm van het mannetje, en begeeft zich vervolgens richting zijn vrouw zodat ze tenminste door kan gaan met waar ze was gebleven.
Ook opperhoofd-vestje loopt de bar binnen en begint in het luchtledige aan een onderwerp, gewend aan het feit dat men toch automatisch naar haar begint te luisteren. En ze heeft gelijk. De barman roept terug, en ze krijgt gelijk gezelschap van weer een nieuwe kudde vestjes.
We hebben onze tweede cappuccino op, en maken ook maar aanstalten om de markt op te gaan. Onze plaats wordt direct weer ingenomen door de dames van het winkeltje aan de overkant. De spullen hangen buiten, de winkel is open. Nu is er tijd voor cappuccino. Zo gemakkelijk kan het leven zijn.
Rustig mengen we ons tussen de druk pratende, handelende, wapperende en in duo formatie lopende cortonezen door. De hotspot deze ochtend is zoals altijd de ingang van de groente- en fruithal.
Als de lokale bevolking binnen al is uitgeschreeuwd over de in hun ogen belachelijk hoge prijzen die de groentestallen durven te vragen aan de Koninklijke Cortonezen, dan staan ze wel bij de ingang druk te discussiëren. Hun tasjes worden gebruikt om druk mee te wapperen, om zo hun standpunten te verduidelijken.



Een andere hotspot is de slager slash kaasboer. Deze zit in het smalle steegje naar de Piazza della Duomo. Ook hier weer tussen het aanwijzen en hoeveelheids-besprekingen door, discussies over stijgende prijzen, politiek en burengerucht. Het is heerlijk om je tussen de tetterende menigte door te drukken. Ze letten ook helemaal niet op je, ze zijn veel te druk met hun eigen leven. Als we ons vrij hebben weten te maken uit de menigte komen we uit bij de kerk op de Piazza della Duomo. De piazza vormt een perfect uitkijkpunt over de vallei. Een oase van rust valt over me heen.
We zetten onze eerste plastic tasjes met koopwaar neer, en hangen over de rand om naar beneden te turen. Aan de voet van de muur wordt druk gevochten om parkeerplaatsen.
Zaterdagmorgen is de enige morgen dat de originele bevolking van Cortona en zijn vallei in de meerderheid zijn. Omdat ook de eerste groepjes reisgidsen en fotocamera’s zich al weer achter elkaar naar boven begeven, snap ik ook wel dat de parkeerplaatsen op dit tijdstip al net zo schaars zijn als regen in Augustus. Verder naar beneden ligt de begraafplaats van Cortona, ook daar draait de eerste auto met skibox de parkeerplaats op.



Rechts ligt de Santa Maria Nuova. Ik kan nog steeds geen verschil vinden met de Santa Maria della Grazie della nogwat kerk die aan de voet van Cortona ligt aan de andere kant van het dorp. Ik zal me er toch een keer in moeten gaan verdiepen, want cultureel en literair gezien sta ik nu waarschijnlijk te blunderen.
We pakken onze aankopen (o.a. enkele niet eens nodig hebbende theedoeken en tafellakens, het koopt zo lekker), en begeven ons opnieuw door de kluwen kwetterende Cortonezen.
Boven, aan het eind van de textielkramen staan twee politie agentes een beetje overbodig te zijn. Bij gebrek aan aandacht van de te druk met zichzelf bezig zijnde Cortonezen staan ze maar tegen elkaar te praten. Er wordt in ieder geval aan genoeg blauw op straat gedaan. Het is hier eerder alleen een sociaal toegevoegd element in plaats van een autoriteit.
Terug op de Piazza della Repubblica is het eindelijk een ouderwetse drukte. De trap naar het oude gemeentehuis zit al weer aardig vol, en de bankjes langs de kant van het plein zitten ook weer allemaal vol, en zijn omringt met hordes oude mannetjes.



Gepraat, gediscussieer, gesjouw met overvolle plastic tasjes, ge-ciao en het bijbehorende naroepen, en veel gewapper en gegrijp bij de arm. Cortona draait weer op volle toeren.
In de Via Nazionale zitten de terrasjes al weer vol met de eerste groepjes Amerikanen. Aan het eind komen we Francis herself tegen die een poging doet om onopvallend de markt te gaan bezoeken.
We lopen een atelier in waar ik vorig jaar een schilderij heb zien hangen wat me het hele jaar is bij gebleven, en we wilden weten of het er nog was. Het is een geweldig schilderij. Een niet cliché matig weergegeven fragment van het Toscaanse landschap, geschilderd op een houten paneel. Zo simplistisch als hij geschilderd is, zo intrigerend is het effect. Je blijft kijken en kunt met moeite je ogen er van loskoppelen.
Als we staan te praten met de dame van het atelier blijkt het om een schilderij te gaan van de bekende Italiaanse schilder Luigi Grassi. Ik had er nog nooit van gehoord, tot vandaag, en ik heb me dan ook maar direct voorgenomen de boeken er maar eens op na te gaan slaan. Hoe cultureel en literair onverantwoord we nu misschien ook staan over te komen, we vinden het gewoon een mooi schilderij , al is het maar om het effect van het 3 maal zo grote frame dat er om heen zit.
Bij een bekende schilder hoort een dito prijskaartje, maar verliefd geworden vraag ik er toch naar. Uit formaliteit wisselen we onze e-mail adressen uit. Vriendelijk Ciao-end nemen we afscheid, en verlaten het winkeltje om de via Nazionale weer in te stappen.
Francis loopt niet blij kijkend het café uit dat schuin tegenover het atelier ligt. Verder dan dat komt ze vanmorgen niet, en met een Italiaanse vriend (en nee, het is niet Ed) loopt ze het dorp weer uit, enkele helemaal van de kook zijnde, en hun gezicht tegen het raam drukkende Amerikanen in het café achterlatend.
Ook een Nederlander raakt op de parkeerplaats bijna van de weg af als hij Francis ontwaart, maar gelukkig staan ook hier drie agentes om dat te corrigeren. Ja Francis meid, dit heb je toch echt zelf in de hand gewerkt, het berouw komt na de zonde. Wat heb jij spijt als haren op je hoofd dat je alles bij naam en toenaam hebt genoemd.
Oh nee, ik zie trouwens nu pas dat het gaat om 3 agentes, en twee mannelijke agenten. De mannen waren zojuist klaar met het ondervragen van een brommer die gestopt was gewoon om te stoppen.



Voor een half uurtje nestelen we ons op de stadsmuur die een wijds en eindeloos uitzicht geeft op de Val Di Chiana. Daarna maken we aanstalten om de ochtenddrukte van Cortona te verlaten. Met de eerste uitgewinkelde bewoners lopen we terug naar onze auto. Het tegenverkeer dat naar boven loopt bestaat voornamelijk uit Nederlanders, Denen en Engelsen. Wij hebben het juiste ritme te pakken. Dag Cortona! Tot vanavond.

Val di Chiana

De oostkant van de Val di Chiana is een stuk van deze vallei waar je eerlijk gezegd niet zo snel naar toe gaat. Het is op het eerste gezicht een weinig inspirerende omgeving,en het was bij ons dan ook niet anders bekend dan de doorrij route tussen Cortona en Arezzo. Toch heeft het gebied een interessante geschiedenis, en met een open mind kom je er dan ook al snel achter dat het gebied wel degelijk een schoonheid in zich heeft.
Het gebied ligt globaal tussen de plaatsen Cortona, Bettolle en Arezzo, en is vlak en saai in vergelijking tot de rijke en glooiende heuvels richting Montepulciano en Montalcino, waar niet voor niets de beroemde kalender views en kodak points voor de belangrijkste beeldvorming hebben gezorgd zodra men denkt aan Toscane. Toch maken we ieder jaar een rit door dit gebied, omdat dit nou juist een stuk Toscane is wat wel degelijk bij de juiste beeldvorming hoort. Het gebied heeft iets spookachtigs, al zal dat met een aantal jaren wel anders zijn. Bezaaid in het vlakke en dorre landschap liggen her en de imposante en totaal vervallen gedrochten, Leopoldina genoemd.



Een "casa Leopoldina" is in het kort een boerderij gebouwd in Toscane in de 18e eeuw onder Groothertog Peter Leopold (toekomstige Leopold II het Heilige Roomse Rijk). Onder zijn leiding en op zijn specifieke aanwijzingen werden in die tijd deze opmerkelijke boerderijen gebouwd.
Het is bijna morbide om door dit, zo lijkt het, leegstaande gebied heen te rijden. Het is alsof een plotselinge plaag er voor heeft gezorgd dat alle bewoners zijn gevlucht om nooit meer terug te keren. De Leopoldini staan bijna allemaal leeg en zijn bijna allemaal veranderd in een onomkeerbare ruïne. Het is ongelofelijk dat deze huizen nog niet allemaal zijn opgekocht door gretige Amerikanen of Engelsen, want juist deze groeperingen zijn druk bezig om alle huizen in Toscane over te nemen. Althans, zo lijkt het. Vooralsnog ziet het er naar uit dat ze nog niet echt dit gebied hebben gevonden, en slechts een enkel vervallen exemplaar staat in de steigers om al dan niet smaakvol te worden omgetoverd in een herboren paleisje.
Het grootste gedeelte van deze markante gebouwen ziet er allemaal hetzelfde uit. Grote vierkante hoofdgebouwen omgeven door veel bijgebouwen. Er zitten geen ramen meer in en geen luiken. Grote gedeeltes van het dak en/of de muren zijn ingestort en overgroeid door massa’s klimop.
Plafonds en vloeren ontbreken, en vaak lijkt het of hele gebouwen doormidden zijn gespleten alsof ze iedere moment definitief in kunnen storten zodat de natuur er overheen kan groeien. Op veel gebouwen staat dan ook zeer begrijpelijk ‘Pericollo’ en nog een aantal waarschuwende teksten gespoten of geschilderd, wat vrij vertaald zoveel betekend als: instortingsgevaar, niet betreden, vallend puin.



Deze gebouwen intrigeren me enorm, meer nog dan welke Duomo in Italië dan ook. Wie heeft hier ooit gewoond? Waarom hebben ze het schijnbaar zomaar achtergelaten?
Van wie is het nu? Zijn we verboden bezig als we ze verkennen? En vooral rijst de vraag: wat zou je allemaal wel niet kunnen realiseren als je al deze prachtige gebouwen vol geschiedenis gaat herstellen in zijn oorspronkelijke staat? En moeten deze gebouwen niet gewoon gered worden van hun ondergang omdat ze zo belangrijk zijn voor de geschiedenis van Toscane? Ongetwijfeld zijn ze over enkele jaren omgetoverd in luxe villa’s voor rijke Amerikanen, en weelderige hotels voor verwende toeristen. Maar vooralsnog is dit gebied een grote begrafenis van oude gebouwen.
Eens moeten deze Leopoldini tot de mooiste en rijkste azienda’s van Italië hebben behoort, en moet er een goede boterham te verdienen zijn geweest. Vandaag de dag wordt hier niet veel wijn geproduceerd, maar de zogenaamde Supertoscaners lijken hier verder weg te zijn dan ze in werkelijkheid zitten. Er komt hier niet veel bijzonders vandaan wat de veeleisende toerist zal aanspreken, of het moet om een enkele uitzondering gaan zoals de Terre di Cortona van Avignonesi. Het meest bekend is dit gebied nog om de Chianina, de beroemde runderen die subliem vlees leveren waar menig topkok het hart sneller van doet kloppen.



Zelfs in de schappen van de supermarkt wordt het vlees met aparte egards behandeld, en ligt keurig gescheiden in zijn eigen gedeelte, apart van het ‘gewone’ rundvlees.
De ene Leopoldina is nog ingewikkelder ontworpen dan de andere, elk hoofdgebouw bestaat uit een brede hoge façade , op het dak een groot uitgebouw, wat oorspronkelijk de functie had van duiventil.
De boer met het meest kolossale, vaak kubusachtige, hoofdgebouw inclusief de meeste bijgebouwen, was de boer met het meeste aanzien.
Nu maakt de aanblik van de natuur die dwars door de plafonds en ramen groeit de huidige status alleen maar triester.
Het onbegrijpelijk vindend waarom dit gebied zo massaal kan worden achtergelaten toeren we als een soort rondrit door een openluchtmuseum van Leopoldina naar Leopoldina. Bij de meeste gebouwen stoppen we om na een survivaltocht door hoge begroeiingen met veelal venijnig stekende doornen en gevaarlijk scherpe takken, een blik te kunnen werpen door de ingangen en de ramen.
Als het gebouw ook maar enigszins het idee geeft dat betreding niet direct tot ‘dood onder puin’ lijdt, stappen we voorzichtig naar binnen en bestuderen de overweldigende grote ruimtes, die nu een naargeestig gevoel achterlaten. Grote hoge ruimtes en prachtige togen naar de daaropvolgende ruimtes. Wat moet het mooi zijn geweest. Grote scheuren lopen horizontaal en verticaal over de muren. Gigantische grote openhaarden die eens centraal moeten hebben gestaan voor het gezinsleven in deze woningen zijn nu niets meer dan een broednest voor weet ik veel wat allemaal. Ingestorte plafonds geven een royale doorkijk naar de eerste etage, of direct naar de hemel. Als ik in een van de huizen voorzichtig de trap aan de zijkant oploop om naar binnen te kijken en wil fotograferen schrik ik me rot. Of eigenlijk, de plaatselijke fauna schrikt van mij. De stilte van het pand wordt abrupt doorbroken door een hoop lawaai. Een grote groep duiven vliegt verschrikt op, en verlaat via gaten en ramen het pand. verschrikt vliegen ze de vallei in, een hoop stof en los dwarrelende veren achterlatend. Ik voel me ongemakkelijk dat ik ze op hun grond heb weggejaagd, wat heb ik hier ook eigenlijk te zoeken?



Het ene gebouw hangt van nog meer ellende aan elkaar dan de ander. Bij een van hen is de scheur zo groot geworden dat je met een enkele schop tegen de buitenkant, het hele gebouw als een kaartenhuis in elkaar kunt laten storten. Slechts opploffend stof achterlatend. En tot stof zult gij wederkeren.
Zoveel mogelijk huizen probeer ik te fotograferen. Waarom weet ik eigenlijk niet. Misschien om een goede investeerder te gaan zoeken, en hem zo een wereldkans voor te leggen? Of misschien is het omdat juist de vergankelijkheid van het bestaan me zo intrigeert. Maar ik denk dat ik het vooral doe om over tien jaar hier nog eens doorheen te rijden, en dan met verbazing al deze gebouwen langs te gaan. stuk voor stuk zijn het dan gerestaureerde gebouwen, en met weemoed zal ik dan terug denken aan dit moment.
Veel van deze gebouwen zijn in ieder geval niet meer te redden, en zullen in zijn geheel moeten worden afgebroken, om vervolgens naar aanleiding van de originele tekeningen opnieuw weer op te bouwen. Op dit moment rest er inderdaad niets anders dan er grofweg ‘Pericollo’ op te schilderen, en gewoon weg te rijden.
Verderop in onze tocht ontdekken we aan de rand van Foiano del Chiena dat enkele van deze gebouwen angstvallig bewoond blijven. Soms is slechts een klein deel nog bewoonbaar gehouden, en is trots omzoomd met ontelbaar veel bloembakken die de armoede van het gebouw moeten verdoezelen. De rest van het gebouw hangt er als zoveel anderen totaal opgegeven bij. Daken, ramen en deuren ontbreken. Een beetje weemoedig rijden we het gebied weer uit, ontelbaar veel ruïne’s achter ons latend.

Mercatale

Zaterdagmorgen. Ook voor ons is er deze keer de wisseling van de wacht. We gaan naar onze favoriete plek. Het huis in de mist bij Mercatale. Het huis heeft zijn bijnaam meegekregen omdat we de eerste keer dat we met het huis kennis maakten, hij volledig verstopt was in dikke flarden mist. We hadden op dat moment slechts een vaag vermoeden wat voor een uitzicht het huis te bieden had, en hebben dan ook met verbazing, en een lichaam vol kinderlijke spanning zitten kijken toen de mist de volgende ochtend langzaam begon op te lossen. Voorzichtig werd het indrukwekkende uitzicht over de vallei en zijn heuvels prijs gegeven. Pas op dat moment ontstond er een verliefdheid voor dit huis die tot op de dag van vandaag niet meer over is gegaan. Het is niet voor niets dat we het begin van de vakantie in een andere woning onze toevlucht hebben moeten zoeken. Het huis is zo populair dat het onmogelijk is om het huis korter dan een jaar van tevoren te boeken, en we waren dit jaar dan ook weer eens te laat. Daardoor lukte het ons om slechts de laatste week van onze vakantie in ons ‘eigen huis’ door te brengen.
Het is twee uur als we Mercatale binnen rijden. Bij uitstek het tijdstip om een gehucht als deze in totale verlatenheid aan te treffen.
We zijn alleen al half verdampt van de hitte als we de auto uitstappen op de kruising in het midden van het dorp, die officieel moet doorgaan voor een pleintje. De zon brand zowat door je huid, we zijn beland in een hittegolf. In de kranten lazen we al verontrustend dat dit de heetste periode sinds jaren is. Toen we in het begin van onze vakantie aankwamen hadden we nog een aantal regenachtige dagen, maar waarschijnlijk waren ze bedoeld als een soort afsluiting van een periode, en een inleiding van een lange droogte die komen gaat.
Heerlijk voor ons als toerist natuurlijk, maar je moet natuurlijk niet midden op de dag in een auto met slecht werkende airco de bergen gaan rond slingeren. Mercatale lijkt verlaten, de weinige winkeltjes die er zijn, zijn gesloten. De luiken zijn naar beneden. Ook de huizen hebben de ramen dicht, en de luiken gesloten. Niemand is op straat te bekennen, behalve 2 ontplofte toeristen die met rook uit hun haren verdwaast om zich heen staan te kijken. Althans, zo voel ik me zelf. Zelfs de katten laten zich niet zien, en er is in de tijd dat we er zijn niet 1 rijdende auto gesignaleerd. Het enige wat nog mist is dat beroemde muziekje, en die rol met takken die door de straten waait.
Ik steek de weg over, en loop naar het huis van Bistoni, de man die ons naar ons te lang gemiste paradijsje gaat brengen.
Ik bel aan en loop naar achteren om tegen het pand op te kijken. Terwijl ik tuur naar de gesloten ramen wacht ik ongeduldig op een teken van leven. Helemaal boven gaat een luik open en komt een meisje uit het raam hangen. We Buona sera-en naar elkaar en ze wacht op mijn verdere reactie. Ik wacht alleen maar op Bistoni, en weet eigenlijk gewoon niet wat ik tegen haar moet zeggen. Ik kijk hoopvol naar het volgende openschuivende raam, en popel om te zien of dat Bistoni is.
Het vrolijke gastvrije en vriendelijke open gezicht van Franco Bistoni komt naar buiten, en hij ziet me staan. Aaaaah Buona sera!, en hij gebaard dat hij direct naar beneden komt.
Nu is het alleen nog afwachten of zijn vrouw Maria ook mee gaat naar het huis. Maar hij komt alleen naar buiten. We schudden enthousiast en blij de handen, en lachen vriendelijk.
‘Presto?’ vraag ik nog verontschuldigend omdat we ons niet aan de minimale arriveer tijd van 15.00 hebben gehouden.
‘Oh no no no’, dat was absoluut niet het geval, juist mooi op tijd. En Franco loopt terug het huis in. Wat volgt is een hoop geschreeuw van hem naar boven, en een hoop geschreeuw van haar naar beneden, tenminste, ik neem aan dat de gillende stem die van boven komt van Maria is.
Helaas, ze komt niet naar beneden. Jammer , die zien we dus aankomende week pas terug bij Mimi. Hij slaat de deur achter zich dicht, en loopt naar zijn auto. We gebaren naar elkaar dat we van elkaar begrijpen dat ik achter hem aan moet rijden, en ook ik loop naar de auto.
‘Hij herkend me niet eens meer’, zeg ik tegen Tup, en we haasten ons omdat Franco al het dorp uit rijdt. Snel accelereren we achter hem aan, maar het blijkt niet zo’n dodemansrit te gaan worden zoals de vorige keer. Ten eerste weten we toch wel waar we naar toe rijden, dus volgen is niet perse nodig. Ten tweede heeft Franco schijnbaar de Mercedes ingeruild voor een stokoude Renault 4. Olijk tuft hij tussen de zonnebloemen door richting ons huis.
Heerlijk om terug te zijn, en gulzig nemen we alle herkenningspunten in ons op terwijl Franco voor ons aan tuft. Hij toetert en zwaait naar een boer op zijn land. De boer staakt zijn bezigheden en zwaait herkennend terug. We zijn zwaar verbaasd over deze totaal andere Franco. De vorige Franco reedt sneller dan het geluid over de weg, slechts stof achterlatend. Nu pruttelt hij vrolijk voor ons aan, genietend van zijn oude dag. Waarom zou hij ook haast hebben? Deze Franco bevalt mij wel. Hoe meer rust er in een mens zit, hoe beter het is. De gammele Renault slaat links af, en wij volgen gedwee om onze weg voort te zetten tussen nog meer zonnebloemen. De kronkelrit naar boven kan beginnen.
Bij de eerste boerderij op de hoek lopen nog steeds de kippen gewoon het erf af, en de stoffige zandweg op. Even opschrijven voor ons verlanglijstje: heel veel kippen.
Bij de volgende boerderij lopen nog steeds de paarden. Niet de vertrouwde oma met een schaal vol aardappelschillen, maar over haar fantaseren we dat die op dit moment binnen staat om verse pasta te bereiden. Of misschien maakt ze wel een abrikozentaartje? We kronkelen tussen de overdadig groene begroeiing door naar boven, en komen uiteindelijk bij ons huis uit. Franco opent het hek, en we rijden de auto naar binnen. Thuis! De oververhitte en stoffige auto gaat uit om de komende dagen niet meer aan te gaan.



Franco heeft echt geen idee meer wie we zijn. Hebben we dan zo weinig indruk achter gelaten? Zoveel mannen die met elkaar op vakantie gaan krijgt hij toch niet in dit huis? Ik hou het er maar op dat hij ieder jaar gewoon te veel toeristen ziet, en dat het voor ons ook al weer een paar jaar geleden is.
Hij zegt zelf dat hij heel oud is, althans dat benadrukt hij iedere keer, maar we lachen dat weg. Het hele spel meespelend lopen we volgzaam achter hem aan.
Routineus laat hij ons het hele huis en zijn functioneren zien. De vorige rondleiding staat nog vers in ons geheugen, en terwijl we in het Nederlands voorspellen van wat komen gaat, volgt direct daarop de Italiaanse vertaling van Franco. Hij demonstreert uitgebreid hoe alles werkt, alles natuurlijk ondersteunend met menig handgebaren. Wederom laat Franco trots zien hoe de tuinverlichting werkt, en vraagt ons met nadruk om goed voor de tuin te zorgen. Geen enkel probleem allemaal, ik zal vanavond met liefde en overgave de eerste zijn die met de tuinslang in de hand staat.
We wisselen stuntelig wat ditjes en datjes over elkaar uit. We begrijpen elkaar maar half, of soms helemaal niet, en daarna wisselt dan eindelijk de begeerde huissleutel van eigenaar.
Franco wenst ons een prettig verblijf, en stapt weer in zijn auto om in alle rust de berg weer af te tuffen.
We staan elkaar aan te kijken, en vervolgens naar het huis. Dit wordt een supertijd! En als kinderen zo blij lopen we onder de veranda de keuken in. We pakken de fles water die altijd op tafel klaar staat naast de ondrinkbare, maar goedbedoelde fles wijn die we ieder jaar van Franco en Maria krijgen, en lopen in de woonkamer de trap op naar het balkon om van het uitzicht te genieten. en natuurlijk ook om de vallei even te laten weten dat we er weer zijn. Binnen no time is de fles water leeg, en ligt hij in elkaar gekreukt, en naar binnen geworpen op het bed. Het is direct weer alsof we nooit zijn weg geweest.



De volle auto op de oprit verraad dat dit natuurlijk wel zo is, en we staan op om zo snel mogelijk al onze spullen het huis in te slepen, zodat we vol overgave aan ons vervolg van de vakantie kunnen beginnen.

Casa de Muito

Aan de voorkant van het huis zit een kleine veranda. Een smalle stenen trap lijdt naar de voordeur, die eigenlijk altijd hermetisch afgesloten is omdat iedereen automatisch achterom gaat. De trap eindigt in een klein platje dat overkapt is, en vervolgens is overwoekerd door druivenranken. Tussen de bladeren hangen al kleine trosjes met minidruifjes, en ik kan niet wachten tot deze geplukt mogen worden. Helaas zijn wij tegen die tijd al weer een paar maanden thuis. Vanmorgen heb ik een keukenstoel om het huis gesleept, en de stenen trap op getrokken. En zo heb ik mij dus genesteld onder het knusse druivendak. De thermometer die aan de zijkant van het huis hangt geeft nu al meer dan 30graden aan, en dat is in de schaduw. Dat belooft nog wat voor vandaag. Vanmorgen nadat ik al vroeg mijn bed had verlaten om met een soort van onrustig makende vreugde de eerste dag hier te vieren, was ik enthousiast de zon ingedoken. De ligstoel had ik naar het midden van de tuin gerold, en in de laagste stand gegooid. En vol overgave was ik languit gegaan. Helaas was de zon al direct in de ochtend zo ontzettend warm dat ik na nog geen half uur al de schaduw in ben gevlucht. En, heel verstandig van mezelf, daar blijf ik ook vandaag. Misschien nog even vanmiddag, maar dat zien we dan wel weer.
Het plekje onder deze veranda is een van mijn favoriete schaduwplekjes rond het huis. Tussen de plantenbakken door die op de rand staan, kijk je de vallei in richting Umbrië, om me maar aan de strikte informatie van Franco te houden. Deze kant is Umbrië, de andere kant is Toscane, het huis staat midden op de grens, niet vergeten! Nee meneer Bistoni, we zullen het niet vergeten. Het stoffige landweggetje ligt onder het huis langs, en is het enige verbindingspunt met de bewoonde wereld voor iedereen die op deze berg vastgeplakt zit. Zojuist is er een zwaar naar dieselolie stinkende oude vrachtwagen langs gereden, maar dat is dan ook het enige teken van leven wat ik de hele ochtend heb mee gekregen. Grote delen van de dag blijft het zand gewoon liggen, en is het weggetje volledig uitgestorven. Het enige wat je hoort zijn de krekels die onophoudelijk door gaan. Verder hoor je de wind zachtjes door de bladeren ruisen, en hoor je zacht het zoemen van de vele insecten die alle bloemen verkennen die rijkelijk om het huis te vinden zijn. Het enige teken van leven naast dit alles zijn de kleine hagedisjes, die vliegensvlug onder mijn stoel doorschieten, pijlsnel tegen de muur oplopen, en verdwijnen in de beschikbare spleten. Een van hen staat mij te bestuderen. Doodstil staat hij me aan te kijken, incalculerend dat hij binnen een nano seconde verdwenen moet zijn zodra ik me ook maar enigszins beweeg. Dat doe ik langzaam, expres natuurlijk om het spel mee te spelen, en ik kan niet eens meer volgen waar hij zo snel naar toe is gegaan.
De weinige wolkjes die er zijn aan de verder strak blauwe hemel, vormen willekeurige schaduwplekken in het landschap voor me. Vlagen van de lavendel waaien in mijn gezicht, en ik haal diep adem. De Grote bossen lavendel groeien overdadig langs de complete omheining van de tuin. Absoluut geen water geven! Benadrukt Franco ons nog. Nee Franco, en weer beloofden we hem niet teleur te stellen.
Het is opvallend stil in huis. Ik vraag me af waar Tup is. Waarschijnlijk ligt hij uit te puffen onder de veranda bij de keuken, of heeft hij toch het lef gehad om wel de zon in te duiken?
Een hagedisje kronkelt behendig door de vetplantjes heen die groeien in de bakken die onderaan de trap staan. Naar alle waarschijnlijkheid is hij druk op zoek naar voedsel.
Gisteravond hebben wij onze verkenning van dit vakantiedomein gedaan, om te kijken hoe het er mee staat zo twee jaar na dato. Alles is nog exact hetzelfde gebleven. Alles stond op zijn plaats, en alles groeit zoals het moet groeien. Alleen heb ik wel het gevoel dat Maria er weer een aantal bakken bij heeft gezet, want tijdens het water geven ben ik de tel kwijt geraakt. Op onze slippers hebben we de olijfgaard geïnspecteerd . Ook hier zijn een paar jonge boompjes bij geplant. Enkele olijfbomen vertonen helemaal geen aanzet tot het produceren van olijven, maar gelukkig doen de meesten weer ouderwets hun best, en de piepkleine olijfjes lijken bijna te dansen in de zon.
Als we na het avondeten tijdens onze spontaan ingelaste avondwandeling het weggetje naast het huis omhoog lopen wordt pas duidelijk hoe groot de lap grond is die bij het huis hoort. Voordat het weggetje zich splitst in 2 paadjes met gevaarlijk ogende kiezelstenen (je moet hier niet met je nieuwste auto verdwaald raken) heb je het meest indrukwekkende uitzicht over de omgeving. Vanaf dit punt kijk je praktisch 360graden rond, en kijk je in 1 blikveld van Toscane naar Umbrië. In het midden ligt ons immense domein, het huis ligt verscholen in het groen, en slechts het raampje van de zolder is vaag tussen de dennenbomen door te zien. Bij het huis was de zon al achter de heuvels gezakt, maar nu we hier boven staan is hij er gewoon weer, en kunnen we voor de tweede keer deze avond de indrukwekkende zonsondergang volgen. Als hij bijna achter de bergen is weggezakt lopen we nog een klein stukje door naar boven, en volgen zo voor de derde keer de ondergang. Langzaam verdwijnt hij dan definitief achter de Toscaanse heuvels, tot morgen! We applaudisseren en slenteren terug naar beneden. Terug bij het huis klimmen we over de omheining, omdat we geen zin hebben om iedere keer het hek van het slot te halen. Niet doorvertellen aan Franco natuurlijk, hij zou er in blijven. Laat dit dan onze enige zonde zijn hier.
Even ben ik nu onder de veranda vandaan gevlucht. Iets heel erg groots was me gevaarlijk zoemend steeds aan het aanvallen. Voor mijn gevoel was het zo groot als een gehaktbal, maar dat zal allemaal ook wel weer meevallen. Ik weet niet wat het was, en ik ga het ook niet uitzoeken. En ik ben in de schaduw van een van de stokoude olijfbomen gaan zitten die al generaties lang naast de zijkant van het huis groeien. Het hier geplaatste stenen bankje zit niet echt geriefelijk, maar ook dit is weer een heerlijk punt om te genieten. Een vlinder met zebra strepen danst vrolijk om me heen om aan te geven dat het hier veel gemoedelijker is dan bij die gehaktbal daar boven. Vervolgens verdwijnt hij naar de lavendelmuur om af en toe even terug te vliegen om schijnbaar te controleren of ik er nog ben.
Achter mij in de vallei kraait een haan, een beetje laat op dit tijdstip lijkt me zo, maar misschien is hij ook in de war door de hitte. En ach, samen met de bellen van de pecorino schapen die beneden het huis onzichtbaar grazen tussen de bomen, vormt hij die heerlijke ontspannen landelijke sfeer die we zo bewust hebben opgezocht.
Het is hier vele malen groener en bosrijker dan in West Toscane, en de robuuste heuvels geven dan ook aan dat we hier schurken tegen het begin van de Apennijnen. Juist die meer grove en haast stoerdere omgeving zorgt er voor dat ik me hier meer thuis voel dan in de esthetisch verantwoorde heuvels van het westen. O.k. die glooiende heuvels zijn prachtig, en ik kan ze oneindig bezoeken. die zijn hier dus ingewisseld voor hun stoerdere broertjes. O.k. minder wijnvelden, maar wel weer meer zonnebloemen. Ach, heel Toscane is een sprookje. En het sterk afwisselende landschap maakt nou juist deze Provincie zo intrigerend, want ook de grauw aandoende kleivelden van de Crete hebben zijn charme. Elke centimeter heeft hier zijn eigen schoonheid, elke decimeter heeft hier zijn eigen bekoring en ook ieder gebiedje in deze streek heeft zijn eigen specialiteiten. Ik hou er van.

Val di Pierle & lago di Trasimeno

De rit vanaf Cortona via Mercatale naar Tuore is geweldig. Dwars door de dicht beboste bergen van het grensgebied Toscane/Umbrië kronkel je van de ene haarspeldbocht door naar de andere. Telkens wordt je overrompeld met weer een adembenemend uizicht op weer een andere vallei. Het enige wat je hoort zijn de altijd onzichtbare en ontelbare krekels die je hard hoort knerpen vanuit de bossen. Vanuit Montalla en Pergo rij je direct omhoog de bergen in, en rij je langs de in het groen weggestopte borgo’s en verlaten en vervallen boerenwoningen, die terug gegeven lijken aan de natuur. Bij een volgende bocht heb je een prachtig uitzicht over de uitgestrekte val di Chiena. Na enkele bochten duik je de verlatenheid in, en is er even helemaal niets behalve de berg zelf en zijn overweldigend groen. Vanuit de ene groene vallei duik je door naar de volgende groene vallei, totaal niets tegenkomend behalve een enkele fanatieke wielrenner, een andere gekke toerist of een doelbewust voort scheurende local. Als de vele valleien er voor hebben gezorgd dat je de tel kwijt bent, en langzaam het gevoel gaat krijgen dat dit oneindig door gaat, wordt je om de volgende hoek direct geconfronteerd met een frontale blik op een indrukwekkende ruïne. Hoog gelegen op een rotspunt, is dit een overblijfsel van een middeleeuws kasteel. Aan zijn voet schurken groepjes huisjes tegen hem aan. Schijnbaar houden ze zich schuil in zijn schaduw om niet verder naar beneden te zakken. Dit is het markeerpunt van de volgende bewoonde vallei, de val di Pierle.



Zodra je de Rocca di Pierle bent gepasseerd zak je langzaam tussen de wijnvelden en de zonnebloemvelden. Vanzelf rij je langzaam het dorpje Mercatale binnen, onze huidige thuishaven. Nadat je de in de legendarische (en tot mythische proporties verheven(althans in onze ogen)) Trattoria Mimmi gepasseerd bent, steek je op de driesplitsing in het dorp (die bij gebrek aan beter dienst doet als dorpsplein) over richting Tuoro.
Vervolgens tuf je op je gemak naar het volgende groene gedeelte van deze route, en verlaat je al weer de val de Pierle. Wat volgt na een scherpe haarspeldbocht door wijngaarden is weer enkele verwaarloosde boerenhuizen en een ruïne van een kerkje. Daarna alleen maar een heerlijke rit door groene valleien via ontelbare haarspeldbochten. Het is veel terugschakelen en weer gas geven. De apotheose van deze rit volgt op het moment dat het genieten over begint te slaan in verveling en verzadiging. Perfect getimed volgt na een bocht langs een trattoria een uitzicht over het complete lago di Trasimeno. Bijna van de weg afrakend omdat je je ogen niet van het uitzicht kunt houden, zak je via het passeren van enkele agriturismo Tuore binnen.



De wijngaarden om het lago di Trasimeno zijn verantwoordelijk voor voornamelijk de colli di Trasimeno wijnen. Tuoro is gelijk kenmerkend voor alle dorpjes rond het lago di Trasimeno. Rustig, licht toeristisch, en weinig charismatisch. Tevens is het voor ons een verbinding met de rest van de wereld. Tuoro is het aansluitpunt op o.a. Perugia en de autosnelweg naar Firenze en Rome.
Wij hadden nog nooit de moed en de zin gehad om het lago di Trasimeno te bezoeken. En We hebben vandaag maar eens een middag uitgetrokken met als agendapunten Castiglione del Lago en Passignano sul Trasimeno.
We rijden door Tuoro richting Castiglione del Lago. Wat volgt is een saaie rit door een saai landschap met als kleine opleving af en toe een enkele doorkijk naar het meer. Als we in Castiglione aankomen gloort er hoop. Het uizicht op het hoger gelegen plaatsje (waar al lago dan voor staat begrijp ik niet helemaal) is goed. Met als markeerpunt het Moors aandoende kerkje Santa Maria Maddalena. We tuffen via de borden ‘centro alto’ naar de parkeerplaats onderaan de stadswallen, en stappen uit. Ik heb het gevoel in een vreemd gebied te zijn. Met vol goede moed klimmen we de trappen op naar de stadspoort.
Naast de poort staat een duidelijke plattegrond van het dorp. ‘Oh dat is een makkelijk dorpje, daar komen we makkelijk van af’, zegt Tup, en marcheert als eerste overtuigend door de poort het dorp in.



Wat volgt zijn veel cantina’s. Bij velen van hen staan opgezette everzwijnen voor de deur of hangt hun opgezette kop aan de muur. Binnen worden veel onduidelijke en inwisselbare wijnen verkocht. Halverwege de straat ligt rechts een leuk aandoend pleintje met een fontein. Daaromheen toeristisch georiënteerde eetgelegenheden. Vervolgens kom je via nog meer onduidelijke cantina’s en dichte winkels aan het einde van het dorp. Daar staat een kasteel wat dienst doet als openlucht bioscoop, en waar in de zomer verder ook openlucht concerten worden gegeven. Het uitzicht over het meer is hier saai. De rietkragen langs de oevers versterken deze saaiheid. De campings beneden met bijbehorende saaie strandjes doen mij de moed in de schoenen zakken. Dit is niets voor ons. We lopen naar de ingang van het Teatro. We staan voor dichte poorten. De ingang van de ruïne zelf zit aan de andere kant. We hebben al niet eens meer zin om daar naar toe te lopen, en slenteren terug het dorp in.

We hadden even geen zin meer om te lopen, en gingen bij een tentje zitten dat aan de hoofdstraat van het dorp ligt. Binnen bij de counter bestellen we beide een pizza met Funchi. De man begrijpt het niet, en vraagt of we Engels spreken. Ik zei ‘Si’, en begreep nu hem niet. Vervolgens ging hij me uitleggen dat Funchi ‘Mushroom’ was, en in het Engels ging hij ook de andere pizza’s uitleggen. Tup en ik stonden elkaar verdwaasd aan te kijken, en vroegen ons af of wij in een andere dimensie terecht waren gekomen. ‘Die is rijp voor Gubbio’, zegt Tup, en loopt naar buiten om te gaan zitten roken. Na het hele relaas van de fanatieke man bestel ik nogmaals dezelfde pizza Funchi en vraag hem vervolgens om acqua senza gas. Wederom gaat hij door in het Engels of ik with or without gas bedoel. Ik geef het op, en vindt het allemaal wel best. Ik loop naar het koelvak en trek 2 ijskoude flessen water uit de schappen en sla de deur snel weer dicht om de kou binnen te houden. Ik geef de man het geld, zo makkelijk mogelijk wisselbaar om een nieuwe discussie te voorkomen (het is namelijk goed mogelijk dat hij bij het zien van het contante geld begint over het feit dat je er niet kunt pinnen) en loop naar buiten in afwachting van de pizza’s.
Tup is bij gebrek aan beter de straatverlichting aan het fotograferen, en die ziet er inderdaad indrukwekkend uit. Echt Italiaans vakwerk en design, met gevoel voor omgeving en detail.
‘Mushroom’, klinkt er hard en vermoeid uit de keuken. Tup verslikt zich zowat in het water, en ik loop moedeloos naar binnen om de pizza’s te halen, mezelf afvragend waarom we hier eigenlijk zijn gaan zitten.
Na de maaltijd lopen we terug naar de Santa Maria Maddalena. Onderweg worden we alsof we in een hoerenbuurt zijn, de cantina’s ingelokt door verveelde op de automatische piloot werkende dames. Ze proberen ons allerlei specialties en vino te laten proeven. Er bekruipt me een naar gevoel, ik wil hier weg.
We duiken als laatste hoop de kerk in, en die is binnen gelukkig al net zo mooi als van buiten. Even hebben we een moment van genieten in Castiglione del lago. Daarna vluchten we het dorp uit.
Terug bij de auto leunen we nog even over de muur om naar beneden te loeren. Het uitzicht over het meer is helder. Beneden ligt het nieuwe gedeelte van Castiglione del lago, dat zal het del lago gedeelte dan wel zijn. As if i care.
Door de uitgestrekte vallei heen, ver aan de horizon, zie je Cortona liggen. Met weemoed naar die omgeving staan we het beeld te fotograferen.
‘Nou, tijd over. Wat nu?’, zegt Tup. Passignano dan maar, en we lopen terug naar de auto. Na een stukje snelweg komen we aan in Passignano sul Trasimeno. Nog zo’n uitdrukkingsloos dorp.
Als we de auto hebben geparkeerd op een groot en totaal leeg parkeerterrein slenteren we door het oude gedeelte van het dorp. Ik kan niets anders concluderen dan dat dit nou typisch zo’n dorp is met weer van die steegjes en doorkijkpunten. Maar dat dit er daarnaast een is die op geen enkel moment je vastgrijpt en omarmt. Anoniem glijdt het dorp langs je netvlies, niets blijft hangen. Verveeld en oververhit lopen we richting het water. Misschien zit daar wat vertier. Het stille strakke wateroppervlakte benadrukt de saaiheid van de omgeving. We staan naar het isola di Maggiore te kijken. Volgens de reisgidsen het derde ‘must see’ punt van dit meer.
Nou, als dat er al net zo uit ziet als wat we tot nu toe hebben gezien, kunnen we ons de moeite besparen.



Wat ze hier wel veel hebben is potterettes, dat moet gezegd worden. We struinen dan ook dankbaar door het gigantisch uitgebreide assortiment winkeltjes die langs de boulevard verkoeling krijgen van de dicht begroeide bomen. In een van de zaakjes kopen we als cadeau voor het thuisfront een asbak. ‘Diece’, zegt de dame achter de toonbank terwijl er volgens mij 8,50 op het stickertje op de bodem staat. Vuil kreng dat je er bent, denk ik en ik wil demonstreren, maar ik heb geen puf meer. Het Trasimeno heeft al het leven uit me weg gezogen. Ik laat tien euro uit mijn portemonnee vallen, wacht niet op een tasje of een goedbedoelde oude krant, en loop naar buiten. Eigenlijk heb ik spijt dat we het kreng überhaupt gekocht hebben. We hadden hem gewoon op de toonbank moeten laten staan, en weg moeten lopen, ik kan niet meer denken. Moedeloos slepen we ons naar de auto. Op naar Cortona!’, zingt Tup, en langzaam begint hij al weer harder te lopen.
Nou, inderdaad. Snel naar Cortona, snel naar huis. Lago di Trasimeno lijkt gedoemd om niets meer te worden dan een groot vangnet voor camping gangers, die (gelukkig) nergens anders hun heil kunnen vinden omdat de meeste gebieden hier god dank tegen beschermd zijn.

Mimmi 2

’s avonds gaan we naar Mimmi. Ach Mimmi, Mimmi, Mimmi, Mimmi. Wat kun je er nu nog over zeggen. Nog steeds staat het pandje er onveranderd gezellig bij. Nog steeds wordt je door een van haar vriendinnen , die tevens dienst doen als actieve bediening op slippers, gastvrij ontvangen. En liefelijk knikkend en gebarend begeleiden ze je naar je plek. Je kunt nog enigszins beïnvloeden waar je wilt zitten als je op tijd bent, en anders is het kiezen of delen. Dit allemaal even vriendelijk. Ik hou er van.



Nog steeds zit het oude stel in het midden. Nog steeds ligt er in de tuin een groot nieuw zwembad. Nog steeds zit Mimmi in de keuken met een heggenschaar de kip in stukken te knippen. En nog steeds staat er een gloednieuwe glimmende Audi TT voor de deur. Wacht! Even wordt ik wakker uit mijn verhaal. Er gaat iets niet helemaal goed hier. Even spiedt ik verontrust vanaf ons zojuist bemachtigde strategisch gepositioneerde tafeltje rond. Een zwembad? Een Audi? Wat is er nog meer allemaal veranderd? Ik hoop toch echt niet te veel. Waar komt die nieuwerwetsheid ineens vandaan? Dat zwembad is nieuw voor ons, en die Audi was er al helemaal niet.
Helaas zijn er een aantal dingen veranderd. Allereerst het trieste overlijden van haar man. Bij avondlicht werd de man geschept door een verblinde automobilist, en overleed ter plekke. Dit was een abrupt en niet te bevatten einde aan het zorgeloze leven dat hij leidde samen met Mimmi. Het was een mes dwars door de hechte band die deze twee keihard werkende mensen met elkaar hadden.
Nu zit ze alleen in de keuken. Ik ben er van overtuigd dat hij nog altijd bij haar is, en dat hij er nog altijd voor hun gasten is. Dat kan gewoon niet anders.
Maar er is meer veranderd. Mimmi verhuurt kamers boven de Trattoria, en ze verhuurd een boerenwoning net buiten het dorp. Het zwembad buiten dient ter entertainment voor de gasten die daar verblijven. Verder verkoopt ze eindelijk haar Mimmi wijnkaraffen, samen met nog meer Mimmi aardewerk. We moeten er eigenlijk wel om lachen. Dit was wel al jaren stiekem ons idee als we te midden van de sodomistisch aanvoelende drukte al enkele karaffen met wijn verder waren: Mimmi als een wel geoliede toeristen attractie.
Verder staat keurig op haar place mats het internet adres, en haar e mail adres vermeld. Ook staan er dit jaar ineens flessen met wijn op de kasten die besteld kunnen worden. Haar zoon is ook ineens allervriendelijkst en overijverig aanwezig. Langzaam begint het kwartje te vallen, en wordt me duidelijk dat die glimmende Audi buiten van hem is. Zoonlief voelt dat dit een goudmijntje is, en hij wordt er duidelijk beter van. Of dit ook het geval is met Mimmi vraag ik me eigenlijk wel af.
Wat blijvend is, is het ongelofelijke charisma wat deze simpele eetgelegenheid heeft. En wat gelukkig nog steeds hetzelfde is, is de simpele keuzes tussen vino rosso, vino bianco en acqua senza, acqua con gas. We genieten, breken ons brood, en nemen water. De eerste kan met wijn wordt voor ons getapt uit een van de houten vaten die ook gelukkig nog steeds onderdeel uit maken van het hele theater. Het restaurant begint vol te lopen, een van de slippertjes zet onze karaf op tafel. We schenken in, en proosten. Laat het feest beginnen!
La Mimmi zelf verschijnt deze avond slechts een enkele keer in het restaurant. Met haar vuisten leunend op de diepvrieskist tettert en zwaait ze tegen het oude stel midden in het restaurant, die net zo hard terug tetteren en zwaaien. Tussendoor dirigeert ze moeiteloos naar de vriendinnen op slippers, die met de overvolle schalen tussen het kakelende publiek doorlaveren. De eerste gang van vanavond wordt routineus bij iedereen op de borden geschoven, en ik krijg spontaan de neiging om op te staan en Mimmi te gaan zoenen. We love you Mimmi! En ook bij ons wordt de eerste pasta op de borden gedumpt. De schalen worden vriendelijk en behendig verdeeld over alle tafels. Het gaat niet allemaal met evenveel verfijning, het is eten wat de pot schaft, en de bediening is boers. Maar daar houden we nou juist zo van. Iedereen begint al lachend en wijndrinkend aan de start van de maaltijd. Spaghetti met tomatensaus, oregano en tonijn. Als slippertje langs loopt en vraagt of we nog meer willen, zeggen we gretig ja, en drinken nog meer wijn.
Na de spaghetti volgt de lasagne (ook hier volgt een tweede schepronde). Daarna volgt de onontkoombare beroemde canneloni (ook nog maar een keer bijscheppen, en nog meer wijn). Dan volgt twee maal vlees met twee maal gepaneerde groenteburger,en twee maal gegrilde courgette. De meeste gasten ploffen al bijna uit elkaar, maar de volgende schalen komen er al weer aan. De mensen die hier vaker komen lachen en genieten ongestoord door. Een ander zucht met verbazing of slaat een enkele gang over, gevreesd voor wat komen gaat. En inderdaad, voordat ik mijn bord leeg heb ligt de eerste portie bonen er al bij. De bijbehorende schalen met kip sla ik wel even over. Om niet uit de gratie te vallen bij de slippertjes vraag ik nog wel om extra bonen. Het aantal keren dat de karaf met wijn bijgetankt is hou ik niet meer bij, en gulzig vullen we dit aan met de flessen koud water. Wat een festijn, het lijkt wel de laatste avondmaaltijd. De gasten van Mimmi krijgen een heropvoeding vol eten, en we lachen om alles. We lachen om de argeloosheid waarmee Mimmi in een oude kappersstoel in de keuken zit. We lachen om de volgepropte gasten die met moeite opstaan om beneden naar het toilet te gaan, en we lachen om de Nederlandse man die aan de andere kant van de zaal met zijn vertaalgids zit. We lachen om het zwembad, en om de wijn, of eigenlijk door de wijn.
Gelukkig doet iedereen dat, want de tap staat onophoudelijk aan, en de karaffen vliegen over de hoofden van de gasten.



Geroutineerd worden de borden van de gasten ingenomen, om plaats te maken voor de pudding en de espresso. Het Italiaanse gebrabbel van de bedienings-slippertjes wordt aangevuld met het Engels van de zoon van Mimmi, het nieuwe creatieve en zakelijke brein van zijn moeder. Hij is slim, hij ruikt geld.
Wij hebben er ondertussen al een Mimmi pretpark bij bedacht, samen met een Mimmi supermarkt (mimmimarket) en een Europese keten van Trattoria’s (Mimmi’s).
We vinden het allemaal geweldig. Het sfeertje in de trattoria straalt alleen maar warmte en gezelligheid uit. Letterlijk ook warmte, want halverwege de avond gooit een van de slippertjes de ramen naar de tuin open, om de nodige frisse lucht binnen te laten.
We verwachten van zoonlief niets anders dan dat hier volgend jaar een high end airco systeem is gemonteerd, maar stiekem hopen we natuurlijk van niet. Mimmi moet natuurlijk wel Mimmi blijven, want dat maakt haar nu eenmaal zo Mimmi.
Licht geworden van de wijn staan we op en schommelen naar de vitrines met karaffen. Alsof hij het ruikt staat zoonlief vriendelijke handenwrijvend naast ons om ons te helpen. Hij is een aardige vent, dat heb ik altijd al gevonden, en dat zal niet veranderen. We proberen zo nuchter mogelijk over te komen, en wijzen onze nieuwe eigen karaffen aan, en slepen ze mee naar de tafel. Zet maar op de rekening! En we schenken weer bij uit de karaf die al op tafel stond.
Moeiteloos volgt na de espresso de eindrekening. En terwijl het geluidsniveau in de zaal op maximaal staat vallen her en der dronken toeristen bijna van hun stoel af, helemaal murw geworden van de ontelbare gangen eten. Het is iets duurder geworden, o.k., maar het blijft nog altijd een lachwekkend laag bedrag als je kijkt hoe ongeremd je jezelf kunt vol eten en vol drinken. We rekenen alles graag af. Tollend staan de eerste gasten op, en vertrekken al wiegend richting de uitgang. Ook wij staan op om weg te gaan. Jammer, het zit er weer op. Ik moet me focussen op de gezichten en de uitgang, maar het lukt me nog prima, geloof ik.
We ciao-en en buona sera-en naar de slipper-crew en zoonlief, en verlaten met onze karaffen onder onze arm via het vliegergordijn het etablissement.
Zoonlief duwt iedereen nog goedbedoeld en slim een visitekaartje in de hand en ik vraag me af waar Mimmi eigenlijk is gebleven. Op weg naar buiten zie ik haar zitten in de achterkamer. Geconcentreerd zit ze naar de televisie te kijken. Buiten staat de Audi. Het is een mooie auto, jongen, maar laat hem alstublieft niet te veel glimmen. We houden van Mimmi zoals ze is.
Tup heeft het minst gedronken van ons allebei, al blijft het natuurlijk even strafbaar, en dirigeert ons de parkeerplaats af. Meezingend met de radio die niet aan staat rijden we het dorp uit, de berg weer op. Ciao bella Mimmi! Tot snel!