‘Hoe kun je nu niet verliefd worden op een land dat chaos tot een structuur heeft weten te maken?

maandag 27 juni 2011

Orvieto



Het motto is dit jaar: iets toevoegen. Het voornemen is om om de paar dagen iets te gaan bezichtigen, of iets doen wat we nog niet eerder hebben gedaan. De voorwaarde hieraan is natuurlijk wel dat het van enigerlei betekenis moet zijn, anders hadden we bijvoorbeeld ook een progressie kunnen brengen aan de waterput die zwaar overgroeid achterin de tuin tussen de bramenstruiken staat, maar dat was te gemakkelijk geweest. Vandaag stond dus iets van betekenis op het plan, en dat was Orvieto.
De ochtend bestond uit het lome ritme wat zo snel went. Heerlijk rustig laat ontbijten op de veranda met uizicht op Cortona, dat zo comfortabel ligt uitgestald op de Toscaanse heuvels. De hitte zindert over de zonnebloemvelden die in overvloed aanwezig zijn in de Val di Chiana. De krekels laten duidelijk horen dat ze geen enkel probleem hebben met deze warmte, sterker nog, ze houden er van. In de verte hoor ik de tractor van een van onze buren, en de kerkklok van het dorp laat weten dat het laatste uur van de ochtend is ingegaan. Een bij zoemt door de bougainville, en een wesp is bezig om een ingang te vinden bij de pot abrikozenjam die op tafel staat. Na het ontbijt wentelen we nog even op onze ligstoelen in de zon. Daarna gaan we om de beurten douchen om ons op te maken voor het vertrek naar Orvieto. Waar zijn we mee bezig als toerist! Terwijl de locali zich terugtrekken achter de luiken, gaan wij de straat op. Maar goed, we nemen onze taak als toerist serieus, en met een absurde hitte die brandt op het dak van de auto vertrekken we richting de snelweg. De stenen ratelen tegen de onderkant van onze auto, en de gortdroge zandweg zorgt er voor dat er een enorme stoforkaan achter ons ontstaat.
De vicolo waar we aan zitten bevat veel bochten. Soms zijn ze overzichtelijk, maar meestal niet. Het aankondigen van passeren wordt door de locali en de passanten zeer serieus genomen. Er wordt dan ook te pas en te onpas getoeterd. Neem een Italiaan zijn toeter af en hij is zijn enige communicatiemiddel kwijt wat hij heeft als hij even niet kan tetteren en handenzwaaien. Tetteren en toeteren, als een van die twee niet mogelijk is , is een Italiaan diep ongelukkig. We doen dan ook overtuigd mee met dit fenomeen als we richting Camucia rijden, al zijn we nog niet helemaal geïntegreerd met de juiste timing hiervan.
Orvieto ligt er van alle kanten even schitterend bij, loftuite een van de vele reisgidsen die we mee hebben deze vakantie. Het is dat het silhouet van de Duomo mij bekend voorkomt naar aanleiding van de vele flessen witte wijn die we al uit dit dorp gedronken hadden, anders hadden we het gammel ogende door hellingen bij elkaar gehouden kluitje huizen niet herkend als de plaats Orvieto. We moesten even denken aan het uitzicht op plaatsen zoals Assissi, Montepulciano en ons eigen Cortona. Dat zijn plaatsen die lijken te zijn uitgesmeerd over de heuvels. De aanblik op Orvieto oogt eerder bombastisch, alsof er een zandbak op een bergtop staat waar enkele huisjes in rondspringen.



Langs de weg stond afslag Orvieto, hèhè gelukkig, het was Orvieto. Vanaf de snelweg slingert de weg direct door naar boven. Orvieto lijkt wel het Umbrische broertje van Siena. De rit er naar toe, de aanblik op de stad en de stadsmuren (in dit geval de hellingen) trekken een direct vergelijk. Plotseling doemt in een van de vele bochten de Duomo op. Als een gestrande ark van Noach staat hij achter de steile hellingen midden in het dorp. Italië is goed in het neerzetten van buitenproportionele bouwwerken, en dit is er weer een. De horizontale lagen witte travertijn en blauwgrijs (eerder groen) basalt schitteren in de zon, en geven de Duomo een sterke en duidelijk omlijnde uitstraling.



Bij de volgende bocht is de duomo weer verdwenen, en we zullen hem dan ook pas weer terug zien op de parkeerplaats. Op de eerste parkeerplaats die we tegenkomen is het druk, en vol met opvallend veel campers en Nederlandse nummerborden. Even moet ik weer aan Siena terugdenken, en ik krijg het benauwd.
Tup stuurt de auto door naar boven en volgt de P route richting de 2e parkeerplaats. Deze is overduidelijk veel rustiger, en we kunnen dan ook royaal uitkiezen waar we onze auto gaan parkeren. We zoeken een goede plek in de schaduw, en als we de koele airco ruimte van de auto uitstappen, en de karige schaduw verlaten stappen we direct de zinderende hete werkelijkheid in. Wie z’n idee was het ook al weer om deze vakantie aan toegevoegde waarde te gaan doen?
Boven de huizen torent groots de Duomo uit. Ons richtpunt om in centro alto te komen. We lopen langs een sterk afgeschermd palazzo, naar blijkt een militaire basis, het hoofdkwartier van het 3e regiment lezen we op de borden. De twee grote stenen adelaars met uitgespreide vleugels die aan beide kanten van de toegangspoort staan uitgestald zorgen voor het gebruikelijke machtsvertoon. Een militair op een mountainbike slingert voor de ingang loom van links naar rechts, en zorgt daardoor gelijk voor het tegenovergestelde effect.

Ik heb het nu echt te warm, en wil de schaduw van de steegjes induiken. Al snel komen we in het onoverzichtelijke netwerk van steegjes terecht. Orvieto alto lijkt niet te zijn gebouwd, maar te zijn ontstaan door de eeuwen heen. Het water en de wind lijken de ingangen en de doorgangen te hebben bepaald. Ontelbare smalle doorgangen, tunneltjes en poortjes onder de huizen door.



Het dorp bestaat volledig uit laag over laag gebouwde en gestapelde huizen en doorgangen. Het doolhof geeft een continue kijk op prachtige kruipdoor en sluipdoorgangen die naar boven, naar beneden, naar links en naar rechts lijden. Als de tunneltjes en doorgangen al niet overwoekerd zijn door klimop en bougainville, dan zijn ze wel voorzien van ontelbare bakken met geraniums.
Prachtig, wat een heerlijk in tact gebleven middeleeuws dorpje. Ondanks dat we door de tijd heen immuun moeten zijn geworden van die overdaad aan steegjes vol bloembakken en vers wasgoed in ieder Toscaans dorp wat je bezoekt, staan we toch weer te fotograferen. Orvieto heeft mij te pakken ,en wint van mijn sceptische instelling met 2-1 . Het lukt mij niet om het dorp te scharen onder het 13 in een dozijn gehalte, en het wint mij volledig met zijn eigen authentieke charme. Uit elke porie van ieder gebouw sijpelt geschiedenis, knusheid, warmte en genegenheid en vooral: vita è bella.



De definitieve overwinningsslag komt zodra we de Piazza rond de Duomo op stappen. Aan de zijkant klimmen we via een stenen trapje het plein op. De imposante kathedraal wordt omzoomt door een te pittoresk voor woorden zijnde strook met huisjes. De middeleeuwse huisjes hangen heerlijk tegen elkaar aan te leunen door oudheid en verzakking. Voor de huisjes staan terrassen waar mensen al babbelend zitten te lunchen of uitsluitend zitten uit te puffen, wapperend met hun plattegrond voor hun gezicht. Enkele pandjes zijn overwoekerd door klimop, en de borden van de verschillende enoteca lokken je vrijwel automatisch hun kelders in.
Ik weet niet of het helemaal cultureel en diepzinnig literair verantwoord is, maar ik moet toch even denken aan de strips van Asterix en Obelix. Ieder moment verwacht je uit een van de taveernes een olijke tonnetje ronde dame naar buiten lopen, met boven haar hoofd een grote schaal gegrild everzwijn.
In werkelijkheid zijn het alleen maar buiten hun voegen gegroeide Amerikanen. Verder een enkele Nederlander of Duitser die naïef in de enoteca verkooptrucs stapt, en in de hete zon met de eerste boxen ‘authentieke’ Orvieto classico’s rondloopt.



De Duomo behoort tot een van de grootste kathedralen van Italië, en dat geloof ik direct. Toch moet ik nog 1x zeggen dat het ongeveer hetzelfde lijkt als het paleis op de Dam midden in Klazienaveen neerzetten.
Maar wat een pracht! De horizontale belijning van de travertijn en basalt geven al een knap staaltje Esthetiek weer, maar een blik op de imponerende façade doet je gewoon de mond openvallen, en automatisch naar de dichtstbijzijnde gelegenheid zoeken om even te zitten en met verbazing te staren. En dat doet dan ook iedereen. Het muurtje voor de ingang zit dan ook vol met uitpuffende, starende en fotograferende toeristen. ‘Het lijkt wel de Duomo van Siena’, zegt Tup, en hij probeert hopeloos de gevel helemaal in beeld te krijgen, steeds verder het tegenovergelegen steegje inlopend. En inderdaad is hier dan weer het gelijk getrokken met Siena. Maar er is nu wel een stand van 4-1 voor Orvieto. De kerk is rijkelijk en imposant, en perfect gerestaureerd alsof ze gisteren de laatste bouwdag hebben afgesloten.
De onderste lagen van de kerk bevatten gedetailleerde reliëfs van beeltenissen uit het oude en nieuwe testament. Je dient ze te lezen van links naar rechts, van onder naar boven. Het zal ongetwijfeld, ik vindt ze gewoon prachtig.



Tup doet vanuit het steegje een zoveelste poging om de kathedraal er helemaal op te krijgen, en ik sta bij een enotheek naar de etiketten van een schamel rijtje verkleurde lege wijnflessen te kijken die zijn uitgestald in een gammel en verroest rekje wat aan de muur is bevestigd.
Orvieto krijgt veel kritiek vanuit de kant van de wijnkenners. En ik snap niet waarom deze kritiek vaak ook nog eens gegrond is. De omgeving met zijn vele wijngaarden heeft echt werkelijk alles mee om een top product te leveren. De vele zon uren, de ligging van de glooiende hellingen, de bodemgesteldheid. Je moet wel heel erg je best doen om hier een verkeerde wijn te maken, zei een wijnkenner een keer over de wijngebieden rond Montalcino. En die stelling zou dus ook hier eigenlijk moeten gelden. Toch lukt het maar een enkeling, waaronder Antinori (die zich met veel liefde op deze omgeving heeft gericht), om een goede Orvieto classico van belang te produceren. Maar de meerderheid van de wijnen die hier vandaan komt is vooralsnog algemeen, nietszeggend en heeft weinig karakter.



Geen wijn dus uit Orvieto deze keer, en voor Antinori hebben wij ons eigen adresje waar wij sowieso al met regelmaat de Orvieto classico uit de rekken trekken.
De deuren van de Duomo gaan open, en de eerste mensen maken aanstalten om naar binnen te gaan. De mensen die op het muurtje staan geven nu ook hun plek op, blijkbaar was hier het wachten op, en wij steken ook maar de Piazza over richting de ingang. Links en rechts zoeken auto’s hun weg door de toeristen. Heel vreemd dat de stadskern van een stad als deze niet is afgesloten voor het verkeer zoals bijna alle dorpen in Toscane. Het lijkt me een van de laatste steden waar dit niet het geval is. In ieder smal steegje zie je wel de groene verkeersbordjes bevestigd aan de muur met een verwijzing naar de A1. Ik kan me niet voorstellen dat dit over een paar jaar ook nog zo is.

Een Engelsman springt aan de kant om een toeristen negerende Orvieto langs te laten, en wij lopen achter hem aan de Duomo in.
De imposante ruimte is een verademing, al was het maar omdat kerken altijd heerlijk koel zijn, en een perfect toevluchtsoord vormen voor de oververhitte toerist. De kerk is volledig leeg, en de trek zit hem dan ook vooral richting het altaar helemaal voorin de kerk. Wij dwalen een beetje rond, maar uit nieuwsgierigheid hunkeren wij al snel naar het ontdekken van de rest van het dorp.
Als we de Duomo weer uit zijn, duiken we het doolhof in, en slaan af en toe willekeurig links en rechts af, om bewust proberen te verdwalen.
Het stikt hier van de enoteca, winkeltjes met ‘original umbria specialties’ en potterettes. Heel Orvieto is klaar voor het massatoerisme, alleen is het massatoerisme (gelukkig) nog niet helemaal klaar voor Orvieto. Op de Piazza en de direct aangrenzende steegjes na, is het opvallend rustig in het gangenstelsel van het dorp. Het biedt dan ook de mogelijkheid om tijden lang door te verdwalen zonder ook maar 1x Amerikaans geblaat te horen, of het gemompel van de ook altijd overal aanwezige Nederlanders. Ik snap dan ook vooral niet waar al die Nederlandse kentekenplaten gebleven zijn die op de eerste parkeerplaats beneden zo royaal aanwezig zijn.

Bij de San Giovenale is een subliem uitkijkpunt over de omgeving, en we dromen weg in het landschap, staren over de glooiende heuvels en sluiten onze ogen voor de zon. Twee bagpackers zitten te lezen tegen de stadsmuur aan, wij hangen over de rand en turen naar beneden.



Een groepje toeristen sjokt de trap af naar beneden, verder alleen maar het geluid van de vogels en de wind. Een vlaag waait in mijn gezicht, ik sta hier levend te verbranden. Nog heel even wil ik blijven staan, geluk komt in momenten. Daarna lopen we terug het doolhof weer in.
We komen uit op het Piazza della Republica. Hier komen we de eerste toeristen in meervoudsvorm weer tegen. Er valt hier waarschijnlijk weer iets te zien volgens het boekje. Thuis lees ik later dat de 12 kantige campanile waar we naar stonden te staren, behoort bij de Sant’Andrea. Leuk. En we sjokken door naar beneden. Bij toeval komen we uit bij de Pozzo di San Patrizio. Een genieuze waterput die je kunt bezichtigen. We lopen naar binnen en horen een belletje rinkelen.
Ergens achter hoor ik het gekwetter van twee (of zijn het drie?) dames, maar niemand lijkt aanstalten te maken om ons te voorzien van de nodige toegangskaartjes. Ik zie verder ook geen andere toeristen, er loopt hier zelfs helemaal niemand langs. Eerlijk gezegd hebben we ook helemaal geen zin om door een opnieuw opengelegd doolhof met uitgestalde waterurnen te lopen om vervolgens een put te bekijken, en we lopen weer naar buiten. Toeristisch gezien gaat er iets niet goed hier, maar dat heeft ook gelijk wel weer zijn charme.



Orvieto ligt op een plateau en iedere uithoek van deze plaats biedt dan ook een geweldig uitzicht over de heuvels van Umbrië,maar als we de hoofdwinkelstraat (die alleen maar enoteca, caffe’s, potterettes en nog meer potterettes lijkt te bezitten) uitlopen en via een parkje uitkomen bij weer zo’n uitkijkpunt is het dan toch ineenkeer nog 4-2. Orvieto heeft mij volledig gewonnen, hoe kan dat ook anders. Maar het Umbrische uitzicht op nieuwbouw wijken en industrie is dan toch nog een van de weinige minpuntjes, en een kleine smet op dit historische dorp.
Daar waar heel Toscane een beschermd gebied is, en het dus tot de einder der dagen verboden is om ooit dit soort bouw neer te kwakken, heeft Umbrië wel dat meer vrije bestemmingsplan. Dit mankement moet de provincie zo snel mogelijk zien weg te werken om in de toekomst dit soort wanbouw uit de weg te werken. Alleen op deze manier kunnen ze er voor zorgen dat ook deze streek voor altijd adembenemend en onaantastbaar mooi blijft. Pas dan heeft Toscane er een geduchte concurrent bij. Zolang dit niet het geval is blijft Umbrië nog altijd het ruige onopgevoede broertje, de tomboy van de twee. Ach, Toscane heeft een toeristenplaag, en Umbrië dus een bouwplaag. Laten we het er op houden dat de streken beiden ondraaglijk mooi zijn, en dus is het 1-1 voor beide provincies, al is de schoonheid van de toeristische onbedorvenheid in Umbrië stiekem wel heel erg heerlijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten