Er kronkelt een paadje nog net iets verder naar boven toe, waarschijnlijker om een nog beter uitzicht te bieden. Maar het is echt te warm om daar nu aan te denken, en met dit al verbluffende uitzicht vanaf ons standpunt geloven we dat wel. Ik probeer te ontdekken waar de weg ons zojuist heeft doorgestuurd, maar al snel raak ik de oriëntatie kwijt. Het is jammer dat de zo authentieke landschapsarchitectuur van Umbrië verstoord wordt door nieuwbouw, iets wat in Toscane gelukkig taboe zou zijn. Hier is het helaas (nog) orde aan de dag dat nieuwe huizen achter elkaar uit de grond worden gestampt, en helaas niet allemaal even smaakvol ontworpen. En het lijkt er op sommige plekken dan ook op of iedere boer zijn oude boerderij wel heeft laten vervangen, of aan het vervangen is, door een nieuwerwets exemplaar. We moeten dan ook aardig zoeken om nog de authentieke boerderijen te kunnen tellen. He wat een raar gezicht, daar staat er een!, schreeuwen we dan cynisch als we door het open dak richting een origineel exemplaar zwaaien. De boerenwoning moet zich zo langzamerhand troosteloos en overbodig voelen tussen al zijn jongere exemplaren. Er staan zelfs kleinschalige appartementencomplexen. En bij Gubbio spannen ze wel de kroon, daar wordt de skyline verpest door het grote industriële gebeuren van Aldo Barbetti, met zijn grote silo’s domineert hij de skyline van dit pre middeleeuwse dorp. Aldo zal er geen nacht minder om slapen, hij verdient goud geld met het leveren van cement aan al deze huizen. Maar het is een smet op de omgeving van Gubbio, en dat kan nooit goed zijn. Waarom gebeurt dit? Het zal wel te maken hebben met het ouderwetse Italiaanse schouderophalen, en met vooral veel goed gevulde envelopjes die onder bureaus worden door geschoven.
We raken verzadigd van alle glooiende lijnen, met op iedere hoogste punt een boerderij, en stappen weer in de auto om onze weg te vervolgen.
Bij Bosco was het dan ze ver, hier konden we de snelweg op naar Spoleto. We reden langs Assisi, en langs Bastia Umbra. Hier staat de S M Angeli. Deze grote protserige kathedraal die om het originele kerkje van St. Franciscus is gebouwd staat volledig niet op zijn plaats te zijn achter de snelweg onder aan de voet van Assisi. De kerk staat op ons lijstje voor op de terugweg. Ook Spello staat op ditzelfde lijstje, maar we razen met het verkeer mee richting Spoleto.

Wederom ontwaren we een schitterend dorpje dat tegen de heuvels lijkt te zijn geworpen. Het gaat op Trevi, leren de vele borden ons die langs de snelweg staan, en naar veel afritten leiden. De middeleeuwse huisjes lijken omhoog tegen elkaar gekropen te zijn, en behoeden elkaar er voor om niet naar beneden te glijden. De reisgids vertelt helemaal niets over dit dorp, raar.
We naderen Spoleto, en gaan van de snelweg af. Het verkeer raast door richting Terni. We speuren naar de brug die we uit ons hoofd kennen uit de reisgids, maar niets van dit alles. Voor we het door hebben staan we voor de toegangspoort die het dorp in leidt. En schijnbaar moeten we nu een parkeerplek gaan zoeken. Tegen de regels in duik ik aan de verkeerde kant de parkeerplaats in, en we staan gelijk stil in een parkeervak. ‘Ik vindt het nu al allemaal erg makkelijk gaan’, zegt Tup, en hij trekt zich op aan de roll bar als hij de auto uit stapt. We lopen naar het hoger gelegen centro alto. Het gebrek aan driedimensionale uitklapbare plattegronden, en bij het ontbreken van hordes allemaal dezelfde kant op lopende toeristen dwingt ons er toe de richting op ons gevoel te bepalen.
We lopen langs gesloten winkeltjes met dichte luiken en donkere etalages. het is siesta, en je moet wel een toerist zijn om nu over straat te lopen. Deze categorie is hier dun bezaait, en dus was het stil in Spoleto. Waar al die mensen in die paniekerig afslaande en heen en weer rijdende auto’s beneden bij de parkeerplaats allemaal blijven is ons een raadsel. Het weinige teken van leven dat er was in het dorp kwam geheel vanzelfsprekend uit een klein cafeetje. Uit de opengeklapte houten deuren klonk het oh zo bekende gediscussieer tussen vaste klant en barman. De klant stond uitgebreid met zijn armen te zwaaien, en hopeloos zijn schouders op te trekken om zijn woord en gevoel kracht bij te zetten. De barman, achterover leunend op zijn continu draaiende Graniti machine stond er zwaar tegen in te gaan. Hun woorden stopten enkel even toen wij passeerden, verward wat iemand hier en nu op straat deed, en vervolgens gingen ze naadloos weer verder waar ze gebleven waren.
De barman vond zijn punt toch wel het zwaarst wegen, en begon nog maar eens een volume harder te praten. Alleen al om te weten waar deze oer Italiaanse discussies over gaan wil ik de taal al leren.
We kwamen langs een kleine werkplaats waar de geur van leer en lijm uit kwam. Op het trapje stond een oude schoenspan machine een paar al net zo oud lijkende paar schoenen op te rekken. Binnen zat een half in slaap gevallen mannetje op een gammel keukenstoeltje te wachten op zijn schoenen die nu gerepareerd werden. De schoenmaker zat achter zijn werkbank te doen wat hij al ruim veertig jaar lijkt te doen: schoenen van dorpelingen repareren. Hij ziet ze groeien, hij ziet ze volwassen worden, hij ziet ze de mode volgen, en hij ziet ze sterven. En elk patroon is te volgen door zijn reparaties van hun schoenen. Deze man kan een boek over Spoleto schrijven waar geen deskundige tegen op kan.
Om de hoek staat een fontein. Een tijger die zijn water spuwt via een koperen buisje. Een bagpack toeriste is ons voor. Ze heeft groot gelijk. En terwijl wij de afbladderende gevels en de middeleeuwse overgangen van het ene gebouw naar het andere gebouw staan te bekijken, vult zij haar lege flesje met het ijskoude water. Als wij ook even om de beurten onder de straal hebben gehangen lopen we door. Onder de gangetjes doorlopend komen we terecht op een uitgebreide winkelstraat die vanavond waarschijnlijk heel gezellig is. Nu zijn het alleen nog maar gesloten donkere winkels. We weten het even niet. De bagpacker is naar beneden gesjouwd, dus we kunnen haar niet volgen. Dan komt ons antwoord. Twee bij elkaar horende stelletjes, ze zien er heel erg praktisch uit met hun in de taille aangetrokken buidels, en de sokken in de sandalen met bijpassende heel erg professioneel uitziende camera. Zij weten het wel, en stilletjes lopen we achter ze aan. Al snel zien we tussen de pandjes door het boven het dorp gelegen rocca. Ook de eerste bordjes naar de Duomo verschijnen. We zitten goed, en fotograferen afwisselend links en rechts de bloemrijke steegjes waar (hoe krijgen ze het voor elkaar) de auto’s in onmogelijk posities in de te nauwe steegjes staan geperst. De praktische toeristen vinden dit allemaal blijkbaar niet boeiend genoeg, en benen heel erg zelfverzekerd verder naar boven. We zijn ze dan ook al snel kwijt, omdat we ook nog eens onze tijd aan het verdoen zijn aan het besnuffelen van overbodige snuisterijen in de wel open zijnde toeristenwinkeltjes.
We komen op een plateau terecht wat uitkijk bied over een deel van het dorp en zijn omgeving, en op de boven ons gelegen Duomo. We zien de langs razende snelweg langs het dorp gaan, en we zien de nieuwbouw in het landschap. Jammer dat je hier niet dezelfde pittoreske uitzichten hebt die je ziet bij Montepulciano, waar je bij helder zicht Cortona kunt zien liggen. En natuurlijk visa versa. Ik mis hier het hangen over de muren bij Pienza en Montepulciano. Daar kun je het adembenemende totaal onaangetaste landschap in zijn uitgestrekte valleien bewonderen. Het had hier ook allemaal gekund als de provinciale overheid niet van die cruciale fouten had gemaakt. Maar Spoleto is mooi, en is onophoudelijk bezig met restauratiewerkzaamheden om alle gebouwen weer in oude glorie te herstellen. Het moet gezegd worden.
De nieuwe zinken koepels schitteren in de zon, en de toren van de duomo is geheel aan het oog onttrokken door het groene omhulsel van zijn stellages. Twee hijskranen hangen boven het dorp. Hier wordt geld uitgegeven, en hoe. Ook op dit tijdstip van de dag wordt er gewerkt. Als we ons naar de piazza begeven doorbreekt het getimmer en het gehak de sereniteit die het volledige dorp lijkt te beheersen. ‘Er moet hier niet iets kapot, er moet hier iets heel!’ roept Tup terwijl ik inzoom op de zoveelste kapotte deur met bloempotten. We komen uit op het waaiervorige piazza del Duomo, en vluchten direct de schaduw in van het enige aanwezige terras.
Twee Belgische gezinnen waarvan de ouders aan de witte wijn zitten, zijn vrijwillig zelfmoord aan het plegen door in de volle zon te blijven zitten. Verder zaten er twee Italianen die zichzelf erg Italiaans vonden, en dat was het dan. De rest van het terras is leeg.
De ober loopt met een bijna verontschuldigende houding over het terras enkele lege glazen op te halen. En ik heb dan ook het gevoel dat hij zijn excuses aan wil bieden of gaat knielen, als ik onze bestelling door geef.
De brede lange trap waar het terras aan ligt mond uit op de piazza. Enkele toeristen sjouwen zichzelf de trappen af, en moeten nog het plein over en de kerk in. Een moeder duwt een kinderwagen tree voor tree naar boven. Telkens kiept ze haar aan een fles zuigende dochtertje naar achteren om haar met de beste kracht die ze heeft een tree verder te duwen. Vader staat een heel verhaal van hun oudere zoontje te beluisteren, en neemt geen enkele notie van zijn per trede chagrijniger wordende echtgenote. Sowieso lijkt het ons makkelijker om een kar naar boven te trekken in plaats van te duwen, maar verder komt ze er denk ik op dit soort momenten ook achter dat de witte broods weken definitief achter haar liggen.

De ober zet ons drinken op tafel, en we vragen ons nu ook af waarom de moeder niet aan de muurkant van de trap loopt. Deze ruime 1 meter brede paden lopen parallel aan de trap, en zijn geheel vlak. Ik denk inderdaad bedoeld voor kinderwagens en fietsers. In tegengestelde richting sjouwen de praktische toeristen die we eerder in het dorp als wegwijzer hadden gebruikt naar beneden. Ze wijzen naar de duomo en hebben enorme dikke reisgidsen in hun hand. Doen wij nu iets niet goed, of zien ze er nu praktischer uit dan ze in werkelijkheid zijn? Wij zitten al een tijdje uitgebreid te genieten van een heel schouwspel, en zij arriveren nu pas? En dat terwijl wij nog wel enorm niet ons best hebben gedaan om op tijd aan te komen op het plein.
Als de zon ons langzaam uit de schaduw begint te halen, besluiten we om de duomo in te duiken. We steken over, en terwijl de zon recht in mijn gezicht brand staan we naar de gevel van de duomo te kijken. De ingepakte toren is gebouwd van overblijfselen uit de Romeinse tijd. De reisgids vermeld verder dat de kerk uit de 12e eeuw is, en dat het een van de mooiste gevels van Italië heeft.
Het was me niet eens opgevallen. Terwijl we door de schaduw lopen moeten we toegeven dat de reisgids ongetwijfeld gelijk heeft,toch kunnen we er zo al meer dan vijf op noemen die hem met gemak zouden kunne verslaan. We lopen de koele schemering van de kerk binnen.
Gewend aan bombastische kerken met veel pracht en praal, en de aanwezigheid van fresco’s alsof het allemaal maar niets is, vallen hier ons de strakke vers gepleisterde plafonds op. Voorin de kerk is een pas gerestaureerde fresco cyclus te bezichtigen. Het beeldt de verschillende fases van het leven van Maria uit.
Iemand gooit een muntje in een automaat. Plotseling springen de lampen aan, en wordt het hele tafereel verlicht. Hoe mooi ze het geheel ook hebben proberen te restaureren, het maskeert niet de stukken die gewoon volledig ontbreken. Of het de gevolgen zijn van de aardbeving die Assisi jaren geleden fataal is geworden, wordt niet vermeld op de trotse before and after plakkaten die naast de fresco’s staan. Gezien de geologische ligging van Spoleto vrees ik wel dat dit zo is, en het zal dan ook jaren aan restauratie en geduld van heel veel vrijwilligers eisen om dit alles weer in ere te herstellen.
De geluidsinstallatie wordt getest. Terwijl uit respect iedereen mee werkt aan de eeuwige sereniteit die het huis van God altijd heeft, zit een technisch ogende man aan de knoppen te draaien en door de microfoon te tetteren. Een hele belangrijke man met donkere persol zonnebril staat er bij en verteld hem wel even hoe het probleem moet worden opgelost. De tijd is op, de verlichting valt weer uit, en de toeschouwers staan nog even te kijken voordat ze weer door schuifelen. Een nonnetje die rustig in een hoekje de mensen zat te volgen komt op het geluid af, en gaat bij de belangrijke man met de Persol zonnebril en de technisch uitziende man staan.
We lopen langs haar richting het middenschip en verwachten ook haar mening. Ze doet haar handen op haar rug en zwijgt. Als we weer buiten zijn lopen we via de trappen richting het rocca wat net boven de stad ligt. Bij de toegangspoorten staan we te kijken hoe mensen uit een busje worden geladen. Enkele toeristen staan bij de kassa te beslissen of ze wel of niet naar boven gaan. Wij lopen terug de steegjes in, langs nog meer deuren met potten, zijsteegjes waar op een onmogelijke manier panda’s staan geparkeerd, en winkeltjes voor toeristen. Ik hoor het geluid van iemand die een aria zingt. We staan voor een muziekacademie te luisteren hoe een operadiva in spe les krijgt van haar leraar. Onder de ramen van het lokaal staan we te luisteren, en met onder ons de treden van een grote trap richting een ander straatje heb ik heel even het gevoel midden in een opera te zitten. We lopen naar het plein waar de straat beneden op uit komt.
Het grote gebouw waar de Municipio van Spoleto in gevestigd is, en de sfeer die er omheen hangt, doet me denken aan films van Fellini of Visconti. Het pand was eens de trots van de stad. De grootstedelijke uitstraling was ongekend voor deze omgeving. Maar dat deze tijden vervlogen zijn blijkt wel aan de afbladdering van de muren.
Hier staat vergane glorie die ook nog eens te groot is voor dit plein. Gezien de opknapdrift die Spoleto heeft, zal het niet lang duren voordat ook hier de stellages worden opgebouwd en de netten er omheen worden gespannen.

Een oud vrouwtje staat te wachten op iets of iemand. twee verdwaalde toeristen hangen aan de fontein die naast het gebouw staat. Voor de rest is het plein volledige uitgestorven. Naast de fontein kijk je het amfitheater in, of wat er van over is gebleven. Twee mannen staan in het midden van de Arena zand te scheppen. Ook hier wordt gerestaureerd. Hun ontblote en bezwete bovenlijven schitteren in de zon, wat een kwelling moet het zijn om in deze hitte dit werk te doen. Hun lijven zitten onder het zand, en met half toegeknepen ogen is het niet moeilijk om te fantaseren dat het hier gaat om twee Romeinse slaven die in het midden van de arena vechten voor hun leven. De naar bloed snakkende inwoners van Spoleto schreeuwen de slaven toe. Deze jongens hebben gelukkig gewoon een lunchpauze, het zijn andere tijden.

We lopen het plein over, en duiken de lommerrijke steegjes weer in. Op de via Arco di Druso lopen we aangetrokken door de vele lonkende flessen wijn een antico in. Een antico is een soort kruising tussen een wijnhandel en een verkooppunt van andere locale specialiteiten. Verder zijn ze ook gelijk onze favoriete hot spots in ieder dorp of stad. We zijn verslaafd aan alles wat maar local is, en het is dan ook moeilijk om te kiezen wat we allemaal gaan kopen. We lopen langs de vele flessen Sagrantino en Sagrantino Passito. Deze laatste is een intens lekkere wijn met veel alcohol, en heel veel smaak.
Het is een echte wijn voor bij het dessert. Alleen in deze streek wordt de Sagrantino druif verbouwd, en het is dan ook een exclusieve en hoogstaande specialiteit van deze streek. De sagrantino passito is niet direct te vertalen als het Umbrische broertje van de Toscaanse vin Santo, want zeker bij de openhaard is het een uitstekende en geliefde wijn om mee te genieten en te ontspannen. Rol de Passito door je glas, en houdt hem tegen het vlakkerende vuur. Proef! En het leven is goed zoals het is.
Een druk babbelende dame loopt langs ons heen om twee andere toeristen uitgeleide te doen, en ze groet ons zeer vriendelijk en opgewekt. We groeten opgetogen terug, en lopen verder de half verlichte ruimte in die gevuld is met overvolle wanden wijflessen van klaarblijkelijk alle wijnhuizen in deze streek. In tegenstelling tot veel super toeristische plaatsen in Italië heb ik niet het gevoel dat je hier voor de gek wordt gehouden. Hele rekken zijn gevuld met limoncello’s en Sagrantino passito’s. potjes te kust en te keur aan zwarte truffel, truffelpasta, truffeltappenades en alle variaties daar weer op. De vrouw komt opgetogen terug lopen.

Ze kijkt ons met hoopvolle vriendelijke ogen aan, en begint door te babbelen. Ze heeft een houding van ‘nu heb ik tijd voor jullie’, en we laten haar graag haar gang gaan. Ze loopt babbelend om ons heen, en we volgen haar automatisch achter een tafel waar schoteltjes staan met besmeerde bruschettes. Ze gebied ons om te proeven. We proeven beleeft wat ons wordt aangeboden, en ik heb het idee midden in een verkooptechniek terecht te zijn gekomen. Maar we laten haar graag haar gang gaan. Als we al kopen in Spoleto, dan toch zeker hier. De vrolijk doorkwetterende vrouw die me langs alle wijnetiketten sleept is een verademing vergeleken bij de halfslapende en verveeld achter een bureautje bladerende mensen die je meestal in deze enoteca en antico’s tegen komt. Ik vraag om Lungarotti, en dat is nou juist het enige wat ze niet in huis heeft. Even stonden we elkaar teleurgesteld aan te kijken, maar ze herstelde snel en begon flessen uit het rek te halen. Alternatieven te over. Deze was goed, en deze is goed, en deze en die en dit. Blablablablablablabla. Ze ratelde achter elkaar door, wees me op genummerde etiketten en ging snel over op de volgende. Ik had mijn zinnen gezet op Lungarotti, het grote wijnhuis uit Torgiano, en de enige die er samen met Antinori voor verantwoordelijk is dat Umbrie überhaupt op de kaart is komen te staan als wijnstreek. Veel nieuwkomers en oudgedienden varen nu mee op dit succes, maar de meesten halen het niveau van zijn Rubesco, de rode tegenhanger van zijn witte topwijn, de Torre di Giano, niet. Voor alleen een paar flessen is een ritje naar Torgiano ook wat overdreven, dus we moeten uitwijken naar alternatieve enoteca hier in de buurt.
Ze bleef maar door ratelen over haar alternatieven. Uit beleefdheid koos ik een rosso di Montefalco, wat ik achteraf niet had moeten doen, en me toch het idee gaf dat we hier wel voor de gek werden gehouden. Ze pakte de fles van me aan, en ging dan maar door met haar verhaal over de witte wijnen.
Ik vroeg haar om een Sagrantino Passito terwijl ik mijn vingers over de potjes tartufo liet glijden. Ook Tup greep enkele potjes uit het rek die mee moesten naar huis. Moeiteloos brabbelde ze door over de rekken Passito, en ik koos er een van rocca di Fabbri. Tijdens het inlezen op de omgeving hier kwam ik dit wijnhuis al een paar keer tegen als een van de aanbevelingen van Montefalco, dus inpakken maar!
We gaven haar de gekozen potjes tappenade en truffel, en dat moest het dan maar zijn. Even leek het er op dat ze stil viel terwijl ze vliegensvlug de flessen in het papier stond te wikkelen. We zochten de portemonnees, en wilden afrekenen. Ze glimlachte vriendelijk, haalde diep adem en begon opnieuw. Al ratelend kwam ze achter de toonbank vandaan, en vroeg of we nog limoncello wilden mee nemen. Het was allemaal heel erg van deze omgeving en allemaal erg lokaal enzo, en ze waren allemaal heel erg lekker en blablablablablabla. Ondertussen trok ze de leuk bedoelde flessen in de vorm van geblazen druiventrossen al uit het rek. we bedankten vriendelijke voor de eer en zwaaiden met onze armen no no grazie, grazie. Ze hield op en liep terug achter haar toonbank. Op het moment dat ik dacht dat ze zelfs de stenen vloer van de antico wilde gaan aanprijzen sloeg ze eindelijk het totaalbedrag aan op haar kassa, en konden we afrekenen. Ze niette de papieren tassen dicht. Een goede verkoper weet wanneer die moet stoppen, en ze reikte ons de volle tassen aan. We wisselden alle drie bedankjes over en weer uit, en al gedag zwaaiend begaven Tup en ik ons naar de uitgang. Enigszins met onopvallende versnelde pas, bang dat we weer opnieuw door haar naar binnen zouden worden gezogen. Even kon ze aan het zuurstof om bij te komen, voordat de volgende toeristen in haar val zouden lopen.
Spoleto is een verassend leuke stad om te winkelen. Een duidelijk looproute met straatjes vol winkels is hier niet aanwezig. Je moet zelfs behoorlijk wat straatjes doorkruizen, maar het maakt het winkelen tot een ware ontdekkingstocht, iets wat in onze voorgekauwde Nederlandse winkelstraten bijna niet meer mogelijk is. Veel toonaangevende merken zijn achter de oude gevels van de vele boetiekjes te vinden. Het middeleeuwse stratenplan herbergt ontelbaar veel winkeltjes met schoenen, kleding, antiek en stoffen.
Een van de stoffenzaken die wij ontdekken zit op een hoek van de via arco di Druso. Het is er een die je direct midden in de via Montenapoleone in Milano, of in de via Tornabuoni in Firenze zou kunnen openen. Alleen de geur al die er hangt. Een warme amberlucht die je gelijk naar binnen snuift als je de deur open doet, hij is betoverend. Je hebt het gevoel een decadent boudoir uit de vin de siècle binnen te stappen. De wanden zijn compleet bekleed met de meest rijke stoffen, interieurstoffen zoals alleen de Italianen die al eeuwen lang kunnen maken. Stoffen die je kent uit kastelen, luxe woonbladen, en uit de duurste hotels over de hele wereld.
De sfeervolle hoekjes zijn gevuld met elegant antiek en chique lampen. Over de meubels liggen nog eleganter de stalen gedrapeerd. Kamerhoge loodzware gordijnen vallen plomp op de grond door hun enorme gewicht. De gewelfde ruimtes van dit heerlijke pand maken het beeld compleet.

Een enorme grote ‘als ik er in ga zitten, verdwijn ik er helemaal in’ bank staat in een van de nissen. Hij is propvol gevuld met de meest decadent beklede kussens. Mijn mond hangt open. Kwijl ik? Het ziet er vast dom uit. We dwalen ademloos door de ruimtes, en wijzen elkaar op de geperfectioneerde details van alle beklede meubels. Ieder stoeltje, ieder voetenbankje, en iedere sofa is zo super aristocratisch bekleed, dat wij ons enorm stompzinnig voelen in onze korte broeken, en onze papieren tassen met boodschappen. Een elegante dame van 50+ zweeft met perfect gemanicuurde nagels en een super ingetogen zijden blouse, gedragen op een zwarte kokerrok, door de ruimte. Ze laat een andere elegante dame met overduidelijk veel te veel geld, enkele stoffen en mogelijkheden zien. Ze merkt ons slechts lichtjes op, en terwijl ik me voorzichtig en zo onzichtbaar mogelijk langs haar beweeg verbaas ik me er totaal niet over dat een vleugje van Chanel no.5 mijn neus binnen komt. Ze hurkt naast een van de vele exorbitant dure banken en gooit alle stalenkaarten door elkaar terwijl ze tegen haar klant praat.
We zouden hier perfect kunnen slagen als we eindelijk onze droom ruïne vinden in Italië, maar nu lopen we hier totaal overbodig rond. Voorzichtig beweeg ik tussen de vele bijzettafeltjes door richting de uitgang, erop staan ongetwijfeld hele dure lampen. Terwijl de elegante verkoopster zichzelf bij een andere bank door een volgende stapel stalen heen ploegt kijkt haar klant toe terwijl deze luistert naar haar enorme betoog over interieur, stijl en smaak. Dingen die natuurlijk alleen maar in perfecte harmonie tot stand kunnen komen door een eeuwenlange overdracht van klasse. Het subtiele (want te veel is natuurlijk niet chique) decolleté van de verkoopster showt een snoer echte parels. Hoe kan het ook anders.
Tup was al buiten, en komt de hoek weer omlopen. ‘Zeg die familie Lungarotti is me ook een stel hoor, ze zijn gewoon op vakantie’. Om de hoek van de stoffenwinkel zit een complete enoteca van Lungarotti. Een bedevaartsoord voor de echte wijnliefhebber, maar gesloten. Ik baal.
De via Arco di Druso komt uit op de Piazza del Mercato. De fonteinen die tegen een prachtige façade zijn gebouwd geven de nodige verkoeling. Allebei hangen we er onder, en we vullen onze flesjes. Het standaardinfuus wat je minimaal bij je moet hebben als je jezelf pijnigt door je als toerist met deze hitte door de straten te slepen. De verkwikking helpt altijd maar kort, de zon kent geen genade. Het water klatert uit de beide fonteintje De kuipen zijn net groot genoeg om er in te pootje baden, maar de omgeving zorgt er voor dat ik me in de beroemde scene van la Dolce Vita bevindt. Even heb ik de neiging om mezelf ook in een van de fonteinen te tillen, en door het water de waren zoals alleen Anita Ekberg dat kon.

Fatsoen houdt me tegen, en al snel ben ik terug in de realiteit en ontdekken we een enoteca schuin tegenover de fonteinen. In de enoteca staan de wijnen van Lungarotti volop uitgestald. Eindelijk. We stappen naar binnen. ‘This is it, this is the place’, oreert Tup, en loopt gretig rechtstreeks op de flessen af. Giorgio Lungarotti is een paar jaar geleden op hoog bejaarde leeftijd overleden, en is de gekroonde koning van de Umbrische wijnen. Zijn bedrijf levert een heel scala aan wijnen van zeer complexe tot eenvoudige, maar goede wijnen. Allemaal uitstekende wijnen die je blind kunt kopen. We tillen een serie witte Torre di Giano’s uit het vak. De wijn is vernoemd naar de originele naam van Torgiano (toren van Janus) en behoort met gemak tot een van de beste witte wijnen van Umbrie. Verder trekken we enkele flessen Rubesco rosso di Torgiano van de planken, een uitstekende niet al te moeilijke wijn om het vakantiegevoel aan tafel compleet te maken.
Ik heb het gevoel alsof ik een paar dure rolexen, of enkele exemplaren Tod’s en Hogan’s sta aan te schaffen als de flessen voor ons worden ingepakt. We rekenen met plezier de krater in ons huishoud budget af, en lopen als een kind zo blij de deur uit.
‘Lungarotti gekocht, en wegwezen’, zegt Tup en paradeert schuin de piazza over in de richting van de beneden gelegen parkeerplaats. Inderdaad, Spoleto had ons niet mooier en meer kunnen geven, en we lopen terug naar de auto.
Langzaam beginnen alle winkels nu hun deuren te openen, en de metalen luiken hoor je her en der omhoog knarsen. Ook hier staat het personeel rustig met elkaar voor de deuren te kletsen, een enkele fanatiekeling doet iets aan de presentatie van de etalage, of veegt het stoepje voor zijn deur schoon.
Ook hier komen we terug, en we laten Spoleto blij en voldaan achter ons.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten