
‘ik was al benieuwd waar je was gebleven’, zeg ik, en terwijl ik mijn hand op houdt om me te beschermen tegen de zon kom ik overeind. ‘laat mij eens even dat uitzicht van je zien’, zegt Tup, en gaat op mijn ligstoel zitten als ik plaats voor hem maak. De sprinkhaantjes springen met dozijnen tegelijk om mijn voeten heen. ‘En?’, zeg ik afwachtend. ‘Leuk hoor, dat uitzicht wat je hier hebt, moet je thuis ook nemen’, is zijn korte conclusie, en hij staat op om zijn voettocht door de olijfgaard voort te zetten. Ik volg hem op zijn verkenning omdat ik wel klaar ben met zonnen voor vandaag. ‘ik heb een trapje ontdekt’, zegt Tup, en hij loopt links langs de gastank die helemaal achterin de tuin ligt. Vanaf dit punt kom je op het lager gelegen terras, en we lopen langs de hier groeiende appelbomen. Het zijn jonge bomen, en het is maar de vraag of er meer dan 4 appels gaan afkomen dit jaar,maar we zijn er niet minder trots op. We betasten ze even stuk voor stuk met een nijverheid gelijk aan die van een rijke landheer die zijn enorme opkomende oogst inspecteert. Helaas gaan we ook hier de pluk niet van meemaken. Jammer dat de natuur deze vakantie niet even op de feiten wil vooruit lopen. ‘kijk hier’, zegt Tup en hij duwt een bos takken opzij. Een oud stenen trapje wat half overgroeit is, en uitkomt bij de achterkant van de schuur, komt achter de takken tevoorschijn.
Voorzichtig lopen we achter elkaar naar beneden. Het is overduidelijk dat dit trapje nooit wordt gebruikt. De takkenbossen die er al jaren overheen groeien hebben er voor gezorgd dat wij dit kleine authentieke bezit nooit hebben ontdekt. Allebei lopen we vol door de brandnetels die tussen de scheuren doorgroeien, en allebei beginnen we gelijk te krabben. ‘Leuk hoor, zo’n tuin’, zeg ik, en probeer niet verder te krabben om nog meer jeuk te voorkomen. Geen paardenbloem in de buurt als je die nodig hebt.
Wel veel verdort gras, maar daar hebben we weinig aan. We komen uit bij de achterkant van de schuur, en staan nu weer op gelijk niveau met het huis. ‘Hier moeten ze eigenlijk ook een tuin van maken’, zeg ik, en ik verbaas me er over hoe vlak het hier is in vergelijking met de rest van de tuin. Waarschijnlijk ligt ook hier over niet al te lange tijd een zwembad om de toeristen te verwennen. Op de helling naar boven groeit een soort korenblauwe bloem waarvan ik zo gauw niet op de naam kan komen. Ik bestuur hem van dichtbij. Een heel klein vliegje kruipt verkennend tussen de blaadjes door. Ik moet toch maar eens een goed plantenboek kopen om onze tuin eens wat beter te kunnen bestuderen.
Tup kruipt al weer tussen het hek door naar de andere kant van de schuur, en ik kruip achter hem aan.
We zijn weer terug in de siertuin die direct om het huis heen ligt, en de trots is van Maria. De BBQ staat in het open schuurtje te wachten tot hij vandaag of morgen weer gebruikt gaat worden. We lopen terug naar de veranda, en ploffen stuk voor stuk neer in de schaduw. Even bijkomen van onze ontdekkingstocht door eigen tuin. Onder de veranda langs ligt nog een stuk grond. Hierop staat een partytent zonder tent. Jemig, wat een enorme lap grond zit hier bij. Wat een rijkdom, en wat een heerlijk huis om tijd door te brengen met al je vrienden. Helaas zijn maar weinig van onze vrienden bereidt om zich voor twee weken op te sluiten op een berg. En ach, eigenlijk is dat ook maar beter ook. De privacy en de rust is juist de extra feature van deze plek.
‘hè hè, een hele avondvierdaagse’, zegt Tup, en hij schiet zijn slippers uit. Op de koele tegels van de veranda ligt Poekie, onze huiskat, en houdt ons scherp in de gaten. Hij zit ons vol verbazing aan te kijken, waarschijnlijk verwonderd waarom iemand zich überhaupt met deze hitte in de zon begeeft.
We besluiten onze lunch te nuttigen in het tuingedeelte onder de veranda, en we slepen alles naar de oude stenen tafel met verroeste stoelen toe. We hebben meloen bij de lunch, en combineren dat met de prosciutto cruddo die we gekocht hebben bij het slagertje in een van de supermarktjes beneden in het dorp. De vrouw achter de toonbank was zo ontzettend vriendelijk dat we uiteindelijk met veel meer vleeswaren de deur uit liepen dan we nodig hadden. We vonden het allemaal veel te gezellig, en wilden niet na 1 portie prosciutto cruddo al naar de kassa lopen. Vers brood van de locale bakker, tomaatjes met basilicum, kappertjes, olijfolie en peper en zout, en verder water. Dat is de lunch. Oh ja, en dan nog de er totaal niet bijhorende Zwitserse kaas in driehoeksfolie. Heel erg niet culinair, maar verslavend, en onze eigen gewoonte. Ze zitten in een rondje verpakt als je ze koopt, maar op weg naar huis is het al snel een halve maan, en we moeten oppassen dat hij de koelkast niet eens haalt. Nu eten we de laatste puntjes op. Niet echt een pranzo waar de Italianen van op zullen kijken, maar wij houden er van , en daar gaat het om.
Poeki ligt totaal uitgestrekt te doezelen in de schaduw. Het valt me 100% mee dat hij niet heftig zit te bedelen onder de tafel, blijkbaar is het geen zwerfkat.
We hadden hier nog niet eerder gezeten, en we vinden het een hele ontdekking. Het tafelblad is van marmer. De stoelen er omheen zijn dan wel verroest, maar ze zijn stevig en comfortabel, en hebben een stabielere grip op de grond dan de wankele stoelen in de lager gelegen tuin naast de BBQ. Dit plekje ligt heerlijk beschut in de schaduw van het huis, en in de schaduw van de grote bomen die er voor staan. Hier is de hele dag volop schaduw te vinden, het verbaast me dan ook dat het juist hier zo dor is. Jammer dat ze er verder niets mee doen. Als het mijn eigen huis was geweest had ik ook hier volop plantenbakken naar toe gesleept. De bomen die voor de veranda groeien geven een soort vruchten die nog het meest lijken op kleine pompoenen. Weer hebben we geen idee wat het is, en weer staan we daarvan te balen. Vanaf de veranda, en vanaf het balkon boven, kun je bij de vruchten komen om ze te plukken , al weten we niet of ze eetbaar zijn.
Achter de beschutting van al het groen horen we beneden geritsel en zwaar gezucht. We kijken elkaar verschrikt aan, en houden allebei onze meloen stil voor onze mond. Langzaam staan we op om te gaan verkennen wat dit nu weer is. Bij een open stuk in de tuin kunnen we door het groen naar beneden kijken, en ontdekken een hele groep koeien die blijkbaar helemaal naar boven is geklommen, en nu heerlijk langs onze grond graast. Ongestoord grazen ze door, geen enkele nano seconde geven ze ons aandacht, ze hebben niet eens door dat we ze aan staan te gapen. Tup probeert hun aandacht te trekken door een opvallend goede imitatie weer te geven van het geluid van een koe. Een verborgen talent wat op dit hete punt van de dag plotseling komt boven drijven.
‘Nooit geweten dat je dat zo goed kan’, zeg ik, en gespannen wachten we af op de reactie van de familie koe. Geen resultaat. Helemaal niets. Rustig stappen ze voort langs onze afrastering hele pollen gras uit de droge grond trekkend. Tup doet nogmaals een poging, en deze keer hebben we beet. De koe die het meest dichtbij staat kijkt stoïcijns op en staat ons glazig aan te kijken. We beginnen te zwaaien en te springen, maar het beest is niet onder de indruk, en gaat even later weer rustig verder met waar hij gebleven is. Einde schouwspel.
We lopen voldaan terug naar onze lunch, weer een stuk rijkdom aan onze omgeving ontdekt. Hoe landelijk kan je het krijgen.
Na de lunch besluit ik om de was te gaan doen. In dit huis is geen wasmachine. Dat is niet helemaal ongewoon in veel vakantiehuizen op het platteland. Stroom is onbetaalbaar duur in Italië, en om te voorkomen dat er torenhoge afrekeningen komen waar iedereen zich lam van schrikt, wordt in veel boerderijen uit voorzorg deze standaard luxe weggelaten. De was doen wij dus heel folkloristisch op onze knieën in het bidet . Het is niet anders.
Uit het bidet stroomt wel heel heet water. Je kunt er thee mee zetten, en ik moet dan ook veel koud water toevoegen om het op temperatuur te krijgen zodat ik tijdens de was niet mijn handen verbrand. De handdoeken druk ik langzaam onder in het hete water om te voorkomen dat het water niet over de rand gutst. Het gekleurde water doet vermoeden dat het veel te overdadig toegevoegde wasmiddel er straks met de genadeloze zon voor zorgt dat ik aan het einde van de vakantie mijn verkleurde handdoeken kan weggooien. Niets aan te doen, volgende keer maar een eco wasmiddel inslaan.
Als ik een tijdje heb staan schrobben, persen, wringen en weken, pers ik zo goed als mogelijk het laatste water uit de handdoeken, plof de gedraaide overblijfsels in het teiltje en loop heel folkloristisch met mijn teiltje onder de arm de trap af en de tuin in waar Tup al weer in de zon is gaan liggen.
De waslijn is heel idyllisch gespannen tussen twee stokoude olijfbomen die half over de afrastering heen groeien, en waarvan je ieder moment verwacht dat ze omvallen de vallei in. Dit zal alleen waarschijnlijk in nog geen honderd jaar gebeuren.
Hij zit met een half open oog mijn wasophang taferelen te bekijken en merkt op dat ik er maar bij moet gaan blijven zitten, de was is hier toch gelijk droog.
Als ik mijn handdoeken en onderbroeken allemaal heb uitgeslagen en opgehangen laat ik ze alleen. Het beetje wind zorgt er voor dat ze huiselijk wapperen in de wind, en ik kan gaan bijkomen van het hele gebeuren door ook neer te ploffen in de zon. Gelukkig, dat hebben we weer gehad voor een paar dagen.
We zijn al aardig aan het bijkleuren in de vakantie, en ik merk dat mijn huid er ook steeds meer op ingesteld is. Steeds langer houdt ik het uit in de zon, en alhoewel het besef er is dat lang in de zon niet gezond is, is het toch erg verleidelijk om gewoon te blijven liggen als je huid niet protesteert. Terwijl we als twee uitgestalde mummies in de tuin liggen fantaseer ik over het leegstaande huis wat we als markeerpunt iedere keer tegen komen als we onze vicolo omhoog rijden. Ik bedenk scenario’s om het in mijn bezit te krijgen.
Een goed scenario lijkt mij om het huis te kopen en verhuurklaar te verbouwen. Via een organisatie stop je het huis het grootste gedeelte van het jaar in de verhuur, en zelf ga je er ook twee of drie keer per jaar in. De verhuur kan op die manier de kosten van de hypotheek dekken. Een heerlijk naïef plan, ik weet het. Toch maar eens even over door gaan denken. Ik denk er nog maar even niet over na hoe de bank mij waarschijnlijk recht in mijn gezicht gaat uitlachen, en fantaseer vrolijk door over het huis.
Ik zie me er al helemaal zitten met familie en of vrienden. Menigeen kan helpen in en om het huis met allerlei onvrijwillig opgekregen klusjes (ja kom op, ze zitten hier niet voor niets) en ondertussen struinen we alle hoeken van Toscane en Umbrie af. We slenteren door Gubbio, en laten ons daar gek maken om expres rond te fontein te rennen. We halen wijn in Montalcino, en worden dronken in de cantina van het kasteel. En natuurlijk gaan we eindeloos winkelen in Firenze of Perugia.
Door het fantaseren wordt mijn nieuwsgierigheid gewekt, en sta ik op om het huis te gaan verkennen. Tup blijft liggen en gelooft het wel, ook zijn interesse om een eigen stekje in Italië te bemachtigen stijgt. Maar om die ideologie nou te gaan verkennen met 35 graden op klaarlichte dag gaat hem te ver, en hij slaat dan ook met een luie hand het voorstel af om nu in de bouwval aangevallen te worden door sprinkhanen en ander ongedierte.
Ik open het grote hangslot van het hek, en hang het aan de zijkant en ontdek tegelijk een lichtknop. Nog een, die had Franco ons niet verteld. Deze is alleen wel heel handig voor als je ’s nachts terug komt, de knop verlicht de tuin, en het voorkomt op die manier dat je met je hoofd vol Brunello en limoncello niet tussen de geraniums terecht komt. Het hek valt achter me dicht, en ik slipper de vicolo af naar beneden. De Engelse buren zijn aan het zwemmen. Het zwembad grenst aan de grond van het leegstaande huis, maar gelukkig zijn de lappen grond hier zodanig groot, dat je niet eens merkt dat je buren hebt. Als ik de bocht omloop komt het huis langzaam in beeld. Oud, leeg maar trots staat het boven op een heuvel. Als je je deze berg zou voorstellen als een schip, zou dit huis op de boeg staan. Ik ben jaloers op iemand waarvan ik niet weet of hij überhaupt bestaat: de eigenaar.
Aan de voet van het huis liggen wijngaarden die doorvloeien tot onderin de vallei. Van wie die zijn weet ik ook al niet. Wat weten we toch weinig, we zijn slecht tijdelijk aanwezig in deze werkelijkheid en huren slecht een deelname. Helaas maken we er niet echt deel van uit.
Waren we al onder de indruk van ons uitzicht, van deze wordt je helemaal ziekelijk jaloers en heel erg stil. Het huis biedt een volledig panorama uitzicht, en je kijkt rondom afwisselend Toscane en Umbrie in. Naast een klein raampje aan de zijkant van het huis zit een nisje. Het is een altaartje, het is hemelsblauw geschilderd, en het verraad daardoor dat er ooit een Maria beeldje in moet hebben gestaan.
Ik negeer het attenti chiuso bordje voor deze keer, en loop voorzichtig om het huis heen. Niet alleen omdat ik bang ben dat iets me bijt vanuit het hoge dorre gras, maar vooral omdat ik niet eens weet of de eigenaar er niet gewoon is. Voor hetzelfde geld horen de wijngaarden bij dit huis, en staat zijn auto zo meteen gewoon om de hoek geparkeerd. Nu ik zo dichtbij ben heb ik het gevoel of ik een spookhuis aan het bezoeken ben. Je weet gewoon niet wat de eerst volgende beweging is die je gaat zien. Het blijft nu eenmaal eng zo’n onbewoond huis, vooral omdat ze niet onbewoond zijn. Generaties aan slangen, hagedissen en schorpioenen leven over het algemeen met veel plezier in deze perfecte schuilplaats.
Bij een boom staat een kruiwagen en er zit zowaar een kraan. Het huis hoort bij de wijngaarden, daar lijkt het nu wel op. Toch is er niemand. In geen velden of wegen is menselijk leven te bekennen, laat staan een auto.
Aan de voorkant van het huis verken ik de gevel. Er zit geen voordeur in. Even bekruipt me dan toch het gevoel om mijn verkenning te stoppen, maar al snel ben ik dat gevoel ook weer kwijt. Ik wil weten.
Onder in het huis staat een oude landbouwmachine opgeslagen. Deze staat hier al jaren, en is totaal opgegeven en overgedragen aan de natuur. Ik stap over de begroeiing naar voren, en spied ondertussen naar de grond naar rondkruipend ongedierte. Vanuit de deuropening kan ik de ruimte goed bekijken, ik doe geen stap verder. De gedachte aan schorpioenen heeft me bang gemaakt, ik ben een schijtert, ik weet het. Het zal wel.
De vloer is ook in dit huis volledig verdwenen, en het gras groeit hier binnen weelderig, en je kunt hier royaal in je eigen huis met de grasmaaier aan het werk. In het midden van de ruimte ligt een oude waterton eenzaam en alleen gelaten. Waarschijnlijk omdat het gat in de bodem het gebruik er van onmogelijk heeft gemaakt. Ik constateer dat de fundering binnen in deze ruimte behoorlijk solide is, het valt me alles behalve tegen. En gelukkig maar, dat scheelt weer in de kosten. De stenen trap aan de zijkant van het huis leidt naar de onvermijdelijke veranda. Op het half afgebrokkelde muurtje zit een hagedis in de zon te slapen. Hij heeft niet door dat ik er ben, en naar hem zit te kijken, te veel gewend aan het feit dat hier nooit iemand komt. Verder dan de veranda kom ik niet. Jammer maar helaas, hier zit een deur en hij is met geen millimeter in beweging te brengen. Ik probeer om het hoekje de ramen zonder ramen door te kijken maar dat lukt niet echt. Einde zoektocht.
Terug op de vicolo slenter ik weer naar ons huis. Nog even kijk ik achterom, en het huis verdwijnt langzaam uit het gezichtsveld. Voor mij hoor ik al weer het gekraai van de spelende Engelse kinderen. Misschien is een zwembad in ons huis toch nog niet eens zo’n gek idee.
De zon brand op mijn rug. Idioot ook van me om tijdens de heetste periode van de dag een ontdekkingstocht op touw te zetten. Deze ezel blijft zich volledig vrijwillig de hele vakantie aan dezelfde steen stoten. Er moet gewoon te veel gedaan worden in die te korte tijd dat je hier bent. Ik sluit keurig het hek weer met het hangslot, en loop het pad op naar het huis.
Langs de borders en de paadjes staan veel potten van uiteenlopend formaat. Wat een werk allemaal. Maria heeft ons specifiek gevraagd hier goed voor te zorgen, en dat doen we dan ook braaf. Zelfs Tup neemt geheel vrijwillig om de dag de tuinslang ter hand om de naar water snakkende planten te helpen overleven. Ik druk mijn vingers in enkele potten door de grond, en ze zijn allemaal kurkdroog. Vanavond maar eens wat extra lang die kraan open laten. Water is schaars hier, ik weet het, maar Maria doet ons wat als haar planten versuft over de rand komen te hangen.
Tup is in de tuin in de schaduw gaan liggen, hij ligt te slapen. Schijnbaar heeft hij zijn siësta ingelast. Ik loop naar de plek in de zon om ook mijn ligstoel in de schaduw te slepen, en Tup wordt wakker. ‘Hé, ben je er al weer? Ik lag bijna te slapen’. ‘ ik ben toch maar even in het huis geweest om te kijken, vervallen maar wel erg mooi’, zeg ik en ik zoek met mijn stoel naar de juiste positie om niet weer onverwacht achterover te klappen in deze overal schuin aflopende tuin. ‘Dus we kunnen beginnen met onze muurschilderingen?’,zegt Tup wel heel erg optimistisch. ‘Niet eens zo’n heel slecht idee’, antwoord ik laconiek en loop terug naar de keuken om een fles koud water uit de koelkast te trekken.
Van Poekie is geen spoor te bekennen. Ook zijn vaste plekje op de veranda is leeg. In de tuin voel ik aan de was. Enkele handdoeken zijn al droog en knalhard. Ook met de meeste onderbroeken kun je de muggen al uit de lucht slaan. Eindelijk ga ik dan liggen, en kan ik bijkomen van het niets doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten